Het gerechtshof in Leeuwarden heeft vandaag onze cliënt, een 59-jarige man, in de zaak Vidar veroordeeld tot een gevangenisstraf van zeven jaar. Volgens het hof heeft onze cliënt zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van voorbereidingshandelingen voor de uitvoer van 30 kilogram amfetamine naar Denemarken en 140 kilogram amfetamine naar Finland en aan het medeplegen van de uitvoer van 86 kilogram amfetamine naar Finland. Volgens het hof heeft onze cliënt een bepalende en sturende rol gespeeld bij de feiten.
Een belangrijk onderdeel van de zaak betreft de inzet door het OM van een criminele burgerinfiltrant. Deze opsporingsmethode is omstreden en langere tijd verboden geweest. Pas recent is de inzet van een dergelijke infiltrant onder strikte voorwaarden toelaatbaar. De verdediging heeft steeds betoogd dat de inzet in de onderhavige zaak onrechtmatig is geweest. Volgens het hof echter is sprake geweest van een rechtmatige inzet. Van uitlokking door de infiltrant was geen sprake. Het hof oordeelt wel dat “zeer zorgvuldig en behoedzaam’’ met de verklaring van de infiltrant moet worden omgegaan. Alleen bewijs dat met ander bewijsmateriaal uit het dossier voldoende ondersteund wordt, is gebruikt.
Onze cliënt heeft raadsman Jan Boksem laten weten beroep in cassatie te willen instellen. Dat betekent dat de uitspraak van het gerechtshof door de Hoge Raad moet worden getoetst.
Cliënt is in eerste aanleg reeds geschorst uit de voorlopige hechtenis. Het hof heeft dit geschorste bevel opgeheven. Dat betekent dat cliënt in vrijheid de cassatieprocedure kan afwachten.