De Friese nieuwssite It Nijs heeft deze week op haar website een Friestalige opinie van Tjalling van der Goot gepubliceerd.
Hieronder volgt de Nederlandse vertaling.
“Het blijft moeizaam met het gebruik van het Fries in de rechtszaal
Op 8 april dit jaar was ik aanwezig op een zitting bij de economische politierechter in de rechtbank in Leeuwarden. Mijn cliënt werd verdacht van onjuiste toepassing van klemmen in een natuurgebied. Hij is rattenvanger en volgens het openbaar ministerie zou hij met de klemmen hebben gepoogd om steenmarters te vangen. Een steenmarter is een beschermde diersoort. Daarnaast zou hij met een klem een bergeend hebben gevangen.
Mijn cliënt ontkent. Hij geeft aan dat hij – vooral omdat hij professioneel rattenvanger is – de regels goed naleeft en ratten slechts vangt met een vangkast. Dat is houten kast met een gat er in. In die kast zit een klem. Op deze wijze kunnen steenmarters en bergeenden niet bij de klem komen. Volgens de cliënt moet een ander de klem uit de kast hebben gehaald en elders in het weiland hebben gelegd. Een principiële zaak dus. Een veroordeling heeft grote gevolgen voor cliënt.
Maar voordat het tot de inhoud van de strafzaak kwam, was er (weer) gedoe over het gebruik van de Friese taal in de rechtszaal. Cliënt had eerder al laten weten dat hij Fries wilde spreken ter zitting. Hoewel het een recht en geen gunst is, heb ik als advocaat de rechtbank op voorhand van het gebruik van de Friese taal in kennis gesteld. Wij waren er beiden klaar voor.
Maar dadelijk aan het begin van de zitting bleek dat de officier van justitie het Fries niet verstond. De rechter legde aan cliënt het dilemma voor. In de praktijk komt het er op neer dat aan de verdachte de keus wordt voorgelegd om a. Fries te spreken met als gevolg dat de zitting wordt uitgesteld en de zaak pas later wordt behandeld of b. door te gaan, maar dan in de Nederlandse taal.
Ik heb vervolgens buiten de rechtszaal overleg gehad. Cliënt en ik waren gefrustreerd omdat hij als verdachte nu een keuze moest maken. Mijn cliënt maakte duidelijk dat de feiten al drie jaren oud waren en dat hij na zoveel tijd wel eens duidelijkheid wilde. Om die reden heeft hij er voor gekozen om niet in de taal die het dichtst bij hem staat te spreken, maar te verklaren in het Nederlands. Zijn moedertaal is daarna niet meer gebruikt.
Het is weer een voorbeeld dat het met het wettelijk veranderde recht om Fries in de rechtszaal te spreken nog altijd moeizaam gesteld is. Ik heb vaker gewaarschuwd dat de schaalvergroting bij de Rechtspraak een bedreiging voor het Fries is. De rechtbank in Leeuwarden is in 2013 gefuseerd met de rechtbanken in Groningen en Assen. Daardoor zijn er ook rechters van buiten de provinciegrenzen actief in Leeuwarden. Datzelfde geldt voor het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. En het Openbaar Ministerie in Noord-Nederland zetelt niet meer in Leeuwarden maar in Groningen. Bovendien komen officieren van justitie in economische zaken – zoals de kwestie van de rattenvanger – uit Zwolle.
Het betekent dat niet alle professionele procesdeelnemers het Fries – actief of passief – machtig zijn. Dat leidt er toe dat – zoals in het voorbeeld hiervoor – het wettelijke recht om Fries te spreken het karakter van een fopspeen krijgt: op papier is het goed geregeld maar de praktijk is soms anders.
Mijn oplossing is en blijft: zorg als Rechtbank/Gerechtshof en OM dat op zittingslocaties in Fryslân slechts professionals werkzaam zijn die het Fries – actief of passief – beheersen. Dat moet een harde functie-eis zijn. Dat is het nu niet. De zaak van deze week toont maar weer eens aan dat de praktijk niet aansluit bij de wet. En omdat het vaker misgaat, zou deze eis wellicht dan maar in de wet opgenomen moeten worden. Wij zijn er dus nog niet."