Deze week werd de strafzaak behandeld tegen een tal verdachten in de zogeheten A7-blokkadezaak. Onze cliënt, een 32-jarige inwoner van de provincie Groningen, werd verdacht van het met anderen versperren van een weg, brandstichting en het dumpen van afval op 28 juli 2022 op de afrit van de snelweg A7 nabij Frieschepalen. De gedragingen vonden plaats in het kader van een actie om boeren te steunen tegen het regeringsbeleid. Het OM wilde een krachtig signaal afgeven dat dit soort acties niet worden geduld en eiste een deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf die gelijk is aan de duur van het in 2022 ondergane voorarrest. Daarnaast zou een taakstraf van 140 uur moeten worden opgelegd naast een voorwaardelijke gevangenisstraf. Volgens het OM was cliënt een van de regelaars.
In de bewuste nacht is door diverse personen met wagens afval gedumpt in de berm van de afrit op de A7. Onze cliënt bekende zijn aandeel en was als een van de eersten ter plaatse. Hij had snoeiafval meegenomen en leegde zijn wagen in de berm. Daarna is hij doorgereden. Naar eigen zeggen wist hij niet dat de boel in brand zou worden gestoken. Dat mogelijk door anderen ook golfplaten met asbest is gedumpt, was cliënt onbekend.
Raadsman Tjalling van der Goot voerde ter zitting aan dat cliënt geen regelaar was maar juist werd aangestuurd door een van de medeverdachten. Hij staafde deze stelling met appberichten waaruit dit bleek. Voor wat betreft het verwijt dat de afrit zou zijn geblokkeerd, stelde de verdediging dat cliënt geen opzet daartoe had. Hij dumpte in de berm en niet op het wegdek. Dat anderen dat later hebben gedaan, was cliënt onbekend. Bovendien verwees de raadsman naar rechtspraak waaruit volgt dat voor het bewijs van het versperren van een weg vereist is dat vastgesteld wordt dat gevaar te duchten is. Daarbij moet concreet gevaar zijn ontstaan. Hoewel het moreel gezien afkeurenswaardig is om ter plaatse afval te storten, is niet gebleken dat die nacht daadwerkelijk auto’s die afrit hebben willen nemen. Aan de eis voor het bewijs dat concreet gevaar aanwezig was, is niet voldaan. Hij wees er op dat het OM er niet voor heeft gekozen om de verdachten een strafbaar feit ten laste te leggen waarbij gedrag met mogelijk gevaar reeds strafbaar is.
De raadsman hekelde het standpunt van het OM om bijna twee jaren na dato nog een krachtig signaal af te willen geven. De geëiste straf wijkt in zijn visie fors af van min of meer vergelijkbare zaken waarbij in het kader van acties wegen zijn versperd. Bovendien past een ‘krachtig signaal’ wellicht bij een veroordeling vlak na het feit, maar niet meer na bijna twee jaar. De verdediging bepleitte een taakstraf, in combinatie met een voorwaardelijke straf.
De rechtbank doet op 7 mei a.s. uitspraak.
@LC