De 49-jarige schipper van de klipper ‘Risico’ is door de rechtbank in Leeuwarden op 14 december jl. veroordeeld tot een taakstraf van 150 uur en een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden. De rechtbank acht dood door schuld bewezen. Op 31 augustus 2022 brak tijdens een zeiltocht met Haagse scholieren op de Waddenzee nabij Terschelling een houten giek. Delen hiervan kwamen terecht op een 12-jarig meisje dat ter plekke aan de gevolgen overleed.
Volgens de rechtbank is bewezen dat de giek door houtrot was aangetast waardoor deze kon breken. Bovendien had onze cliënt de geldigheid van een zogeheten tuigagekeuring niet verlengd. Deze liep enkele weken voor het fatale ongeval af. Anders dan het Openbaar Ministerie acht de rechtbank geen grove nalatigheid maar (slechts) aanmerkelijke nalatigheid bewezen. Een lagere gradatie van schuld dus. De rechtbank gaat ook niet mee in de eis van de officier van justitie om een celstraf en een beroepsverbod op te leggen.
Raadsman Tjalling van der Goot had vrijspraak bepleit. De houtrot was aan de buitenkant niet zichtbaar. Cliënt was daardoor niet op de hoogte van het rottingsproces. Het niet verlengen van de tuigagekeuring is een administratieve vergissing van de cliënt, maar deze staat niet in een oorzakelijk verband met het ongeval. Uit het opsporingsonderzoek is namelijk naar voren gekomen dat bij een dergelijke keuring niet in het hout wordt geboord. Alleen door de boren is houtrot traceerbaar. Een tijdige keuring zou de rot niet boven water hebben gekregen.
De verdediging beraadt zich op een eventueel hoger beroep.
Volgens de verdediging is opvallend is dat de rechtbank vaststelt dat na een eerder dodelijk ongeval met een klipper in 2016 branchenormen zijn opgesteld met criteria voor onderhoud. De benaming ‘Branchenormen’ is misleidend omdat het geen normen zijn voor de gehele branche maar slechts een voor leden van een beroepsvereniging opgesteld document. 60% Van alle schippers is echter geen lid van deze beroepsvereniging. De Branchenormen zijn destijds niet gedeeld of gepubliceerd. De rechtbank verwijt cliënt niet dat hij de branchenormen niet kende. Toch gebruikt de rechtbank deze normen wel omdat deze volgens de rechtbank inzicht geven hoe een redelijk handelend schipper in de chartervaart moet omgaan met rondhout. Vervolgens verwijst de rechtbank naar de diepte van de windscheuren en concludeert vervolgens dat een redelijk handelend schipper op basis van de diepte – die in strijd is met de branchenorm – nader onderzoek had moeten plegen. De verdediging plaatst vraagtekens bij de juistheid van deze overweging. Cliënt wordt enerzijds niet verweten een branchenorm niet te kennen, maar anderzijds wordt deze branchenorm gebruikt als handvat hoe hij zou hebben moeten optreden. Dat wringt en lijkt tegenstrijdig.
Daarnaast valt op dat de rechtbank bij de beantwoording van de vraag of er een causaal verband is tussen enerzijds het nalaten en anderzijds het gevolg verwijst naar de tuigagekeuring. Volgens de rechtbank zou het schip bij tijdige keuring door een expert zijn geïnspecteerd. “Uit het dossier blijkt dat de nadruk bij een keuring ligt op scheuren en afwijkingen in het hout.” Op zichzelf is deze overweging juist, maar uit de verklaring van de keurmeester blijkt niet dat deze de brancherichtlijn als uitgangspunt neemt bij de controle. Verder zijn er diverse getuigen in het dossier die aangeven dat een controle oppervlakkig is. Feit is ook dat niet in de giek wordt geboord. Met deze vaststellingen is duidelijk dat het houtrot aan de buitenkant niet zichtbaar is en bij een keuring niet nader wordt onderzocht. Als vervolgens door de keurmeester niet wordt verklaard dat sprake is van een branchenorm als uitgangspunt bij de keuring, lijkt de overweging van de rechtbank onjuist.
Zowel het OM als de verdediging hebben veertien dagen de tijd om hoger beroep in te stellen. Indien hoger beroep wordt ingesteld, wordt de zaak te zijner tijd behandeld dor het gerechtshof in Leeuwarden.