Volgens de rechtbank in Utrecht heeft een politieman zich op 5 juli ’22 in Heerenveen schuldig gemaakt aan poging tot doodslag op de bestuurder van een tractor. Dat blijkt uit een vonnis van 1 december jl. De agent schoot tijdens boerenprotesten op korte afstand op een tractor. De kogel kwam terecht in de stijl van de cabine.
Raadsman Tjalling van der Goot voerde ter zitting aan dat zijn cliënt zich mocht verweren tegen een onmiddellijk (dreigend) gevaar voor hem zelf of omstanders en dus gerechtvaardigd geschoten heeft. Achteraf is gebleken dat de 16-jarige bestuurder geen kwaad in de zin had. Deze bestuurder was echter voor cliënt niet zichtbaar. Diverse tractoren hadden zich in een kort tijdsbestek onberekenbaar getoond. Vijf van de zes aanwezige agenten hebben zich genoodzaakt gevoeld hun dienstwapen te trekken. De bestuurders hadden in de minuten ervoor laten zien links en rechts om een door de politie opgezette blokkade heen te rijden en verkeersregels te negeren. Door het enorme kabaal was het voor de agenten niet mogelijk adequaat te communiceren. Cliënt veronderstelde dat de tractor op hem of zijn omstanders kon inrijden. Hij wilde dat gevaar stoppen.
De rechtbank benadrukt de bijzondere positie van een politieagent. “Waar een ander bij gevaarlijke situaties kan terugtreden om te voorkomen dat hij geweld zal gebruiken, wordt van een agent juist verwacht dat hij in die situaties optreedt en actie onderneemt. (…) De rechtbank stelt verder voorop dat terughoudendheid moet worden betracht bij de strafrechtelijke beoordeling van handelingen van politieagenten in functie. De rechter mag niet achteraf oordelend, zijn eigen beoordeling in de plaats stellen van die van een politieagent in de hitte van de strijd.”
De rechtbank overweegt dat op basis van de stukken en de beelden niet is gebleken dat er een groot gevaar was dat de tractor op cliënt of anderen kon inrijden. Naar de mening van de verdediging houdt de rechtbank daarmee onvoldoende rekening met het feit dat de beelden niet alleen volgens het onderzoek onvoldoende betrouwbaar zijn om een zinvolle uitspraak te kunnen doen over positie en afstanden. Toch acht de rechtbank de belden doorslaggevend. Bovendien geven de beelden slechts een beperkt zicht op het incident; de omgeving en omstanders staan buiten beeld. Op grond van die beelden is dus geen zicht op het potentiële gevaar buiten beeld. Bovendien miskent de rechtbank dat de tractoren imponerend en intimiderend aanwezig waren die dag en dat uit niets blijkt dat ten tijde van het schot de tractor ‘gewoon’ zijn weg zou vervolgen. Het risico dat aanwezigen in de directe omgeving omver konden worden gereden, was in de beleving van cliënt aanwezig. Overigens reed de tractor tegen het verkeer in. Dat vijf ervaren agenten hun dienstwapen binnen bereik hadden, zegt ook veel over de door hun ervaren dreiging.
De rechtbank lijkt aldus – anders dan eerst in het vonnis is overwogen – wel achteraf haar eigen beoordeling in de plaats te stellen van de agent in de hitte van de strijd.
De rechtbank overweegt voorts begrip te hebben voor de stress, de hectiek en de bedreigende setting. “De samenleving vraagt veel van politieambtenaren. (…) Op de dag voor het incident heeft de ME opgetreden, traangas ingezet en arrestaties verricht. Verdachte en zijn collega’s omschrijven de situatie als ‘van God los’ en ‘totale anarchie’. De sfeer was grimmig, er was een hoop lawaai en er werd geclaxonneerd en gas gegeven. Verdachte heeft ook verklaard dat hij voorafgaand aan het incident door meerdere personen op het industrieterrein is uitgescholden. De rechtbank realiseert zich dat verdachte en zijn collega’s voor een lastige, zo niet onmogelijke, klus stonden. De ME was vertrokken en verdachte en zijn collega’s waren niet voldoende toegerust om effectief te kunnen optreden tegen de tractoren. Verder houdt de rechtbank er rekening mee dat [slachtoffer] en anderen met overtreding van verschillende verkeersregels hebben geprobeerd weg te komen van de politie. Ondanks de blokkade van de politie is [slachtoffer] niet blijven staan, maar is hij dwars over de middengeleider, tegen het verkeer in, de rotonde opgereden, terwijl hij wist dat de afrit door de politie was afgezet.” Met deze overweging onderstreept de rechtbank de extreem moeilijke positie waarin de politie zich op dat moment bevond.
Ook wijst de rechtbank op de grote impact die het incident op cliënt en diens gezin heeft. “De woning van verdachte is voorzien van beveiligingscamera’s en dat tegen hem is gezegd dat hij constant rekening moest houden met de mogelijkheid dat hij en zijn gezin de woning moesten verlaten als de situatie daartoe aanleiding zou geven. Dit heeft het gevoel van veiligheid in zijn directe woonomgeving sterk aangetast.” Ook refereert de rechtbank aan de langdurige loopbaan en het feit dat hij bekend staat als een loyale en professionele collega met een voortreffelijke staat van dienst. Verdachte heeft bovendien verklaard dat het, achteraf bezien, niet had moeten gebeuren en dat hij het vreselijk vindt wat het slachtoffer is overkomen.
Ondanks deze relativerende overwegingen heeft de rechtbank een hogere straf opgelegd dan door het OM geëist. Aan cliënt is een taakstraf van 80 uren opgelegd en een voorwaardelijke gevangenisstraf van een maand met een proeftijd van een jaar. Het OM had alleen een voorwaardelijke gevangenisstraf geëist.
De verdediging is teleurgesteld in de uitspraak. Cliënt meende te moeten optreden om gevaar af te wenden. Dat achteraf gebleken is dat de bestuurder niet op omstanders wilde inrijden, doet hieraan niet af. Cliënt kon dat op dat moment niet weten. Indien de bestuurder wel verkeerde bedoelingen zou hebben gehad en cliënt had niet opgetreden, had hij zijn taak op de orde en veiligheid te handhaven ernstig verzaakt. Cliënt wordt nu strafrechtelijk afgerekend voor een inschatting in een ‘split second’. Het gevaar bestaat dat politieagenten in de toekomst terughoudender zullen zijn bij het aanwenden van geweld, ook als de situatie toepassing van geweld noodzakelijk maakt. Raadsman Van der Goot zei ter zitting dat zo’n situatie Nederland er niet veiliger op maakt.
Bovendien is opmerkelijk dat de rechtbank overweegt dat cliënt en zijn collega’s waren opgezadeld met een onmogelijke taak. Waar bij personenauto’s bijvoorbeeld op een band kan worden geschoten om direct gevaar af te wenden, is dat bij tractoren zinloos. Een agent van wie verwacht wordt op te treden om een onmogelijke opdracht uit te voeren, wordt door dit vonnis in de ogen van de verdediging onvoldoende beschermd.
De verdediging beraadt zich op een hoger beroep. De termijn om hoger beroep in te stellen is veertien dagen.
Bekijk hieronder enkele artikelen en reportages over de uitspraak.
https://lc.nl/friesland/Taakstraf-tegenvaller-voor-agent-in-zaak-Jouke-28782896.html
https://www.rtlnieuws.nl/video/uitzendingen/video/5422097/rtl-nieuws-1930-uur
https://www.kijk.nl/programmas/hart-van-nederland-vroege-editie/ebRNPSrk0jY (vanaf 4.23 minuten)