Op 23 juni 2008 werd de (toen) 52-jarige Ida Klijnstra dood aangetroffen in haar woning in De Blesse. De zaak werd nooit opgelost. Onze cliënt, een inmiddels 35-jarige man, is eerder als verdachte aangemerkt. Zijn zaak werd in 2013 geseponeerd wegens gebrek aan bewijs. Op 24 november jl. moest onze cliënt toch weer voorkomen bij de rechtbank in Leeuwarden. Het OM verwijt onze cliënt medeplegen aan een roofoverval met dodelijke afloop. Daarvoor een gevangenisstraf van 10 jaar moeten worden opgelegd. Raadsman Tjalling van der Goot verweet ter zitting het OM ‘doelredeneren’. Het bewijs wordt volgens de verdediging door het OM aangevuld of vermoed. Er zijn geen harde feiten. Onze cliënt ontkent. Van der Goot bepleitte vrijspraak.
Opmerkelijk is dat het OM stelt dat de vader van onze cliënt verantwoordelijk is voor het overlijden. Hij zou volgens de officier van justitie geld willen stelen en is daarbij in de woning kennelijk overrompeld door de bewoonster. Het slachtoffer is met twee kogels getroffen en overleed ter plaatse. Enkele dagen nadien heeft de vader zich bij zijn eigen aanhouding van het leven beroofd.
Tot 2021 waren er geen sterke aanwijzingen dat onze cliënt iets met deze roofoverval te maken had. Er was weliswaar een schoenspoor van de schoen van cliënt aangetroffen in de woning van het slachtoffer, maar cliënt had deze schoenen enkele maanden voor het incident aan zijn vader gegeven. Dat er een bloedspoor van het slachtoffer op een veter van deze schoen is gevonden, zegt dus niets over betrokkenheid van cliënt. Hooguit over betrokkenheid van een ander die de oude schoenen van cliënt heeft gebruikt. Omdat er geen bewijs was, seponeerde het OM de strafzaak tegen cliënt.
In 2021 heeft de broer van cliënt ineens verklaard dat hij op de bewuste dag in 2008 zijn vader en onze cliënt in De Blesse heeft uitgezet. Dat is opmerkelijk, omdat deze broer in diverse andere verklaringen cliënt niet had genoemd. Van belang is dat deze broer verward was en door diverse getuigen als mentaal labiel wordt beschreven. Van der Goot wees de rechtbank op een veelheid aan tegenstrijdigheden in zijn verklaringen. Volgens de verdediging is de verklaring van de broer niet betrouwbaar.
Maar zelfs als de rechtbank anders zou oordelen, dan nog is er volgens de raadsman geen bewijs. Volgens de broer namelijk zou cliënt op enig moment hebben gezegd dat hij met zijn vader meeliep. Vader zou een klant willen bezoeken. Nadat vader de deur van de woning had geopend en de woning was binnengegaan, zou cliënt een schot hebben gehoord. Daarna zou hij de woning zijn binnengelopen. In de keuken zou hij een persoon op de grond hebben zien liggen. Daarna zou hij in paniek de woning zijn uitgelopen. Vader zou volgens de broer enige tijd later ‘heel rustig’ de auto zijn ingestapt. Cliënt ontkent deze lezing van de broer, maar zelfs als deze waar zou zijn, betekent dit nog steeds niet dat cliënt een strafrechtelijk verwijt kan worden gemaakt. In dat geval is hij hooguit tegen zijn wil getuige geweest van de gevolgen van een zeer ernstig feit.
Cliënt heeft eind 2021 enkele weken in voorlopige hechtenis doorgebracht. Het gerechtshof heeft het bevel voorlopige hechtenis opgeheven omdat de verklaring van de broer “geen ondersteuning voor de verdenking van het tenlastegelegde feit” biedt. Sindsdien is cliënt vrij.
Dat de broer onze cliënt belast, wijt cliënt aan de mentale gezondheid van zijn broer. Hij noemde deze actie ter zitting ‘onvergeeflijk’.
De rechtbank doet op 22 december uitspraak.