De rechtbank in Zwolle heeft vandaag een 29-jarige man uit Leek vrijgesproken van zwaar lichamelijk letsel door schuld.
Onze cliënt werd verweten als instructeur nalatig en/of onvoorzichtig te zijn geweest op 4 september 2018 op een terrein van recreatiecentrum Strandheem nabij Opende. Op dat moment werden outdoor-activiteiten georganiseerd voor leerlingen van een school uit Drachten. Een van de activiteiten bestond uit het zogeheten kratstapelen. Hierbij worden bierkratten naast en bovenop elkaar gestapeld. De deelnemer staat bovenop een van de stapels en is gezekerd met een valharnas/klimgordel en een touw. Op de bewuste dag is een van de deelnemers van circa zes meter gevallen. De bevestiging aan het valharnas bleek naderhand te zijn gebroken. Het slachtoffer raakte zwaar gewond.
Onze cliënt was niet de organisator, maar een werknemer. Hij instrueerde de deelnemers voorafgaande aan het spel en hield het touw waaraan het valharnas vast zat beet. Volgens het OM kon cliënt verweten worden dat het valharnas verkeerd was aangedaan, dat een onbeveiligde musketonhaak was gebruikt om het touw aan het klimharnas te bevestigen en was de haak ingehaakt in een kunststofgesp in plaats van in een stevige kunststoflus.
Raadsman Tjalling van der Goot bepleitte veertien dagen terug reeds vrijspraak. Volgens hem staat een verkeerd aantrekken van de klimgordel niet in relatie tot het ongeval. Daardoor is de val immers niet veroorzaakt. Technisch onderzoek is onvolledig, nu niet blijkt op welke wijze en met welke haak het touw aan de klimgordel was bevestigd. Ook is geen onderzoek gedaan naar de krachten die een musketonhaak kunnen dragen.
De rechtbank volgt de verdediging.
"Uit het NFI onderzoek blijkt dat verdachte (naam slachtoffer) het klimharnas verkeerd heeft omgedaan. Door de vorige eigenaar van het speeltoestel is verdachte en zijn collega’s echter in mei 2018 uitgelegd dat het klimharnas achterstevoren gedragen moest worden, zoals blijkt uit de zich in het dossier bevindende foto van die instructiedag. Achteraf is gebleken dat het klimharnas mede daardoor niet op correcte wijze werd gedragen. Uit het dossier is echter niet gebleken dat (naam slachtoffer) hierdoor uit het harnas is gevallen of dat het harnas hierdoor beschadigd is geraakt, op de defecte zekerlus en de kapotte kunststof gesp na.
Naar de oorzaak van het defect van de zekerlus en het kapot gaan van de kunststof gesp is niet of nauwelijks onderzoek gedaan. Die oorzaak is daarmee niet komen vast te staan. De rechtbank ziet onder deze omstandigheden, zeker nu nader onderzoek is uitgebleven, niet in op welke wijze het verkeerd aantrekken van het harnas heeft bijgedragen aan de val van (naam slachtoffer).
Het NFI heeft tevens geconcludeerd dat de musketonhaak niet aan de voor klimmateriaal gestelde eisen voldeed. De rechtbank acht dat aannemelijk, maar is van oordeel dat die conclusie door het NFI niet voldoende is onderbouwd. Zou het al zo zijn dat de musketonhaak niet aan de voor klimmateriaal gestelde eisen voldoet, dan overweegt de rechtbank dat uit het onderzoek van het NFI niet duidelijk is geworden, althans onvoldoende is onderbouwd, dat het gebruik van de musketonhaak (mede) de oorzaak is geweest van het ongeval.
Datzelfde geldt voor de incorrecte wijze waarop verdachte de musketonhaak aan het klimharnas heeft bevestigd. Uit het procesdossier en het NFI onderzoek kan niet worden afgeleid dat het bevestigen van de musketonhaak aan het harnas door één zekerlus en een kunststof gesp (mede) de oorzaak is geweest van het ongeval. Het NFI heeft vastgesteld dat de musketonhaak enigszins scherpe randen had, maar heeft daaraan niet de conclusie verbonden dat die scherpe randen de oorzaak zijn geweest van het kapot gaan van de zekerlus.
Gelet op het bovenstaande kan naar het oordeel van de rechtbank op grond van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting niet worden vastgesteld wat de exacte oorzaak van de val van (naam slachtoffer) is geweest, noch dat het ongeval het gevolg is van gedragingen van verdachte waarvan hem een zodanig verwijt treft dat dat die gedragingen als grovelijk, althans aanmerkelijk onvoorzichtig en/of onachtzaam en/of nalatig kunnen worden aangemerkt. De rechtbank acht dan ook niet wettig en overtuigend bewezen dat het ongeval aan de schuld van verdachte als bedoeld in de tenlastelegging is te wijten. Zij zal verdachte daarom vrij spreken."
Het openbaar ministerie heeft veertien dagen de tijd om hoger beroep in te stellen. De verdediging hoopt echter dat – mede gezien het grote tijdsverloop inmiddels – de strafzaak voor alle betrokkenen kan worden afgerond.