Afgelopen week is het boek “Kneppelfreed 2021, ferline en takomst fan de Fryske taal’ gepresenteerd. Schrijver Peter Boomsma beschrijft hoe het Fries er nu voor staat, zeventig jaar na Kneppelfreed. Naar aanleiding van een oproer op 16 november 1951 in Leeuwarden is het gebruik van het Fries – onder andere in het rechtsverkeer – in de wet verankerd. Tjalling van der Goot heeft een bijdrage voor het boek geschreven. Hij is kritisch op de uitvoering van de wet. Verdachten spreken vaker dan voorheen in de rechtszaal hun Friese moedertaal. Dat is winst. Het gebruik van de eigen taal – welke die ook is – is wezenlijk voor een goed en zorgvuldig proces. In de wet is het goed geregeld. De praktijk is anders. Rechters en raadsheren beheersen regelmatig (passief) niet de Friese taal. Door schaalvergroting komen steeds vaker professionele procesdeelnemers zoals rechters, griffiers en officier van justitie van buiten de provincie, zonder affiniteit met het Fries. De inzet van een tolk (niet voor de verdachte maar voor de professionals die het Fries niet verstaan) is dan noodzakelijk. Een tolk zou niet nodig moeten zijn indien de gerechtsbesturen en het OM een ‘harde’ functie-eis hanteren dat vertegenwoordigers van De Rechtspraak en Justitie minst genomen passief de Friese taal beheersen. De bereidheid om door middel van cursussen zich de taal eigen te maken is dan vereist. Als uiterst middel zou hiervoor de wet moeten worden aangepast. Van der Goot geeft alvast een voorzet voor zo’n wettekst. Hieronder volgt zijn tekst.
Klik hier voor de Friestalige versie van het stuk van Van der Goot.
Het tweetalig gedrukte boek is onder meer te bestellen via uitgeverij Louise.
“Nei Kneppelfreed: wy binne der noch net
Inleiding
Kneppelfreed begint eigenlijk al in 1948. Rechter mr. S.R. Wolthers behandelt een zaak tegen twee melkveeverkopers uit Âldeboarn. Beiden hebben in strijd met het Melkbesluit ‘molke’ en ‘sûpe’ in plaats van ‘melk‘ en ‘karnemelk’ op hun melkbussen geschreven. Ter zitting stelt de rechter het Fries niet te kunnen verstaan. Een van de verdachten geeft aan: Ik druk my leaver yn it Frysk út. Mr. Wolthers antwoordt: Dan versta ik u niet. U moet Nederlands spreken.
Enkele jaren later toont de bewuste rechter zich een recidivist. In 1951 blokkeert de magistraat namelijk opnieuw het spreken van het Fries door een verdachte. Kritische commentaren van hoofdredacteur Fedde Schurer van de Heerenveense Koerier en journalist Tjebbe de Jong van het Bolswards Nieuwsblad leiden tot vervolging van beide heren wegens belediging. Het proces tegen hen op vrijdag 16 november 1951 markeert een punt in de geschiedenis van de Friese taalstrijd, in het bijzonder die van het gebruik van het Fries in de rechtszaal. Na de zitting ontstaan gevechten op het Zaailand in Leeuwarden. De rest is geschiedenis.
Fries in het strafrecht
In 1994 ben ik beëdigd als advocaat in het gerechtsgebouw in Leeuwarden. Al snel leg ik mij toe op de verdediging in strafzaken. Zaken die zich kenmerken door – anders dan civiele zaken – veel mondelinge behandelingen en door emoties. Mensen die geëmotioneerd zijn, grijpen terug op de taal die hen het dichtstbij staat. Het is dus belangrijk dat Friestalige verdachten Fries kunnen spreken in de zittingszaal, ook (en zelfs) als zij het Nederlands goed machtig zijn. Datzelfde geldt ook voor bijvoorbeeld een Engelstalige verdachte die al jaren in Nederland woont en het Nederlands goed beheerst; ook die moet in staat worden gesteld Engels te spreken in de zittingszaal. Niemand in ons land zal zich over het gebruik van het Engels door deze Engelsman verbazen. Het gebruik van het Fries door de Fries stuit echter soms op onbegrip.
Het recht om in de moedertaal te spreken is in het belang van de concrete verdachte én van de kwaliteit van de rechtspraak. Een verdachte die in zijn hoofd geen vertaalslag hoeft te maken, spreekt gemakkelijker en vertelt meer dan wanneer hij (of zij) in een voor hem vreemde taal spreekt. Hoe beter en meer een verdachte vertelt, hoe meer informatie de rechter krijgt om een gewogen oordeel te kunnen vellen. Dat geldt helemaal als de rechter zelf Friestalig is; dan zal een verdachte geen drempel meer voelen om gebruik te maken van de taal die hij van huis uit heeft meegekregen.
Ooit verdedigde ik een man die verdacht werd van een gruwelijke verkrachting. Een cold case. Een feit dat zo’n twintig jaren eerder plaatsvond. Door dna-onderzoek is de man alsnog gepakt. Inmiddels leidt hij een voorbeeldig leven: een liefdevol gezin, veel vrijwilligerswerk, een geliefd persoon in het dorp waar hij woont. Mijn cliënt is Friestalig. De rechter niet. Als de rechter hem vraagt hoe het nu kan dat hij op handen wordt gedragen in de gemeenschap waar hij woont maar wel een heel ernstig feit heeft begaan, antwoordt de man in het Nederlands: Het begroot me voor het slachtoffer, ik vind het heel slim voor haar. Ik snap mijzelf niet, want eigenlijk ben ik zo goed als brood. Deze met Frisismes doorspekte verklaring typeert het belang om in de eigen taal te kunnen spreken.
Naar aanleiding van Kneppelfreed is in de (in 1956 in werking getreden) Wet gebruik Friese taal in het rechtsverkeer opgenomen dat eenieder die op een terechtzitting in de provincie Fryslân het woord voert, bevoegd is om gebruik te maken van de Friese taal, zo nodig na inschakeling van een tolk. Buiten de provincie geldt dat recht indien de verdachte zich in het Nederlands onvoldoende kan uitdrukken en na toestemming van de rechter. Het Fries krijgt zo als tweede Rijkstaal – in ieder geval in Fryslân – een positie die gelijkwaardig is aan het Nederlands. Het gevolg is dat rechters, griffiemedewerkers en officieren van justitie (ook wel de openbare aanklager genoemd) het Fries (passief) moeten beheersen. Rechtbank en Openbaar Ministerie (hierna: OM) in Leeuwarden stellen bij vacatures in advertenties deze (passieve) beheersing van de Friese taal als functie-eis. Toch is lange tijd het gebruik van het Fries in de zittingszaal zeker geen usance.
Op 12 mei 1998 kopt de Leeuwarder Courant op de voorpagina Strafzaken in het Fries behandeld. De verslaggever schrijft onder meer:
Een behoorlijk deel van de zitting van de Leeuwarder politierechter is gisteren in de Friese taal gevoerd. Dat gebeurde op initiatief van Oebele Brouwer, een Friestalige officier van justitie. (…) Brouwer en politierechter Bert Dölle, Bakhuister van geboorte, bedienden zich bij de verdere behandeling van de betrokken strafzaken alleen nog van het Fries. Advocaat Tjalling van der Goot, die twee van de drie verdachten bijstond, pleitte ook in het Fries. (…) Hoewel de wet het mogelijk maakt om op de zitting Fries te spreken, gebeurt dat in de praktijk maar zelden.
Meer dan 40 jaar na de wettelijke verankering is het toch groot nieuws dat strafzittingen geheel in het Fries plaatsvinden. Het bewijst dat alleen een wet niet voldoende is om de praktijk van alledag aan te passen.
In de begintijd van mijn carrière als advocaat zijn er nauwelijks Friestalige rechters en officieren van justitie. Dat maakt het gebruik van het Fries door verdachten moeilijk. Verdachten zijn immers kwetsbaar, zij zijn gedagvaard omdat hen verweten wordt een strafbaar feit te hebben gepleegd. Een straf dreigt. Verdachten willen niet lastig zijn. Ze zijn geneigd om de rechter – in wiens handen hun lot ligt – gunstig te stemmen en om zeker niet tegendraads te zijn. Dat kan het beste door dezelfde taal te spreken. Een rechter die de vragen in het Nederlands stelt, zal door de verdachte vaak ook in het Nederlands worden beantwoord. Inmiddels – ruim 25 jaren verder – zijn er meer actief Friestaligen bij de rechtbank en het OM werkzaam. Dat is winst. Het gebruik van het Fries ter zitting is sindsdien – zo bewijst mijn eigen praktijk - wezenlijk toegenomen.
De Rechtspraak en het OM doen het nodige om het gebruik van het Fries te propageren. Zo zijn er naast de ingang van de zittingszalen in de rechtbank in Leeuwarden in 2001 bordjes geplaatst met in twee talen de tekst U heeft het recht om Fries te spreken. Zo’n bordje is niet louter symbolisch, het maakt de verdachte vlak voor het betreden van de zittingszaal bewust van zijn recht. Hieraan doet echter afbreuk dat zowel de rechtbank Noord-Nederland als het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op hun website melden dat verdachten (en andere rechtzoekenden) tenminste acht dagen voor de zitting moeten aangeven dat zij Fries wensen te spreken zodat – indien nodig – een tolk geregeld kan worden. Je zou hieruit kunnen opmaken dat de rechtbank en het hof niet kunnen garanderen dat de professionele procesdeelnemers zoals de rechter, de griffier en de officier van justitie passief het Fries machtig zijn. Deze constatering correspondeert niet met de functie-eis voor rechters en officieren in Leeuwarden om minimaal passief de Friese taal te beheersen.
Op 1 januari 2014 treedt de Wet gebruik Friese taal in werking. Deze wet geeft een nog steviger garantie voor het gebruik van het Fries. Een voorbeeld. Als een verdachte wordt opgeroepen om te verschijnen bij de rechter ontvangt hij een dagvaarding. In de dagvaarding staat nauwkeurig omschreven waarvan het OM hem verdenkt. Op grond van de wet is het OM verplicht om in de dagvaarding te vermelden dat de verdachte het recht heeft om op de zitting Fries te spreken indien de betrokkene in de provincie Fryslân woont of verblijft. Sinds de fusie van de rechtbank Leeuwarden met die van Groningen en Assen tot de rechtbank Noord-Nederland zijn er drie zittingslocaties van de deze rechtbank. Ook op de locaties in Assen en Groningen kan dus Fries gesproken worden door een verdachte uit Fryslân. En na de fusie van het gerechtshof in Leeuwarden met dat in Arnhem tot het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden kan ook in Arnhem Fries gesproken worden. Het zal niet vaak gebeuren, met name gezien de eerder geschetste kwetsbare positie van een verdachte. Een verdachte uit – laten we zeggen – Mantgum die verweten wordt te hebben ingebroken in Zuidlaren, zal niet snel Fries spreken tegen de Drentse rechter. Alleen als de verdachte zich onvoldoende in het Nederlands kan uiten, kan hij Fries spreken. De rechter in Assen zal dan een tolk inschakelen. Mij is niet bekend dat deze situatie zich ooit heeft voorgedaan. Het recht om ter zitting Fries te spreken is in Assen, Groningen en Arnhem dus meer symbolisch.
In de dagvaarding moet het OM volgens de wet opnemen dat de verdachte het recht heeft om ter zitting in het Fries te verklaren. Dat voert zelfs zo ver dat de standaardtekst hierover integraal wordt vertaald in alle mogelijke talen in zaken tegen niet-Nederlandstalige verdachten. Zo stond ik eens een Russische verdachte bij. In de dagvaarding was de passage over het recht om ter zitting Fries te spreken keurig in het Russisch in Cyrillisch schrift vertaald. Op zichzelf dient dit natuurlijk geen doel, er zal geen Rus zijn die Fries wil spreken. Het geeft wel aan dat het wettelijk recht serieus genomen moet worden.
Afrondend. De wet is helder, het recht om Fries te spreken ook. In de dagvaarding wordt dit recht expliciet benoemd. Op de website van De Rechtspraak ook. En naast de deur naar de zittingszalen hangen bordjes waarop dit recht nogmaals wordt benadrukt. Formeel is het dus in orde. Maar geldt dat ook voor de praktijk? Niet helemaal.
Bedreiging: de schaalvergroting
In 2013 is het aantal rechtbanken, gerechtshoven en parketten (dat zijn de locaties van het OM) in heel Nederland teruggebracht. Dat heeft tot een aantal fusies geleid. Ik noemde eerder al de Rechtbank Noord-Nederland, een fusie tussen de rechtbanken in Leeuwarden, Groningen en Assen. Het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden is – zoals de naam reeds doet vermoeden – een samensmelting van de hoven in Leeuwarden en Arnhem. Het OM in Noord-Nederland zetelt sindsdien in Groningen. Een van de gevolgen van deze herziening van de gerechtelijke kaart is dat zittingen worden gedraaid door rechters op de diverse locaties van de rechtbank of het hof. Een rechter die hoofdzakelijk werkzaam is in Assen, zal zo nu en dan ook zaken behandelen in Leeuwarden. En andersom. Van een rechter uit Assen kan niet worden verwacht dat deze het Fries machtig is. Dat betekent dat meer dan vroeger recht wordt gesproken door rechters die geen affiniteit met het Fries hebben.
Dat geldt ook voor het OM in Groningen. Officieren van justitie werken – anders dan vóór 2013 - niet alleen in Fryslân. Het OM draagt zorg voor het opstellen van de dagvaarding, de officier van justitie representeert het OM ter terechtzitting. Maar deze officier van justitie is op zittingen in Leeuwarden niet altijd – passief of actief – Friestalig.
De schaalvergroting is verder zichtbaar in grotere strafzaken waarin niet de politie maar bijzondere opsporingsdiensten zoals de FIOD en de Inspectie Sociale zaken en Werkgelegenheid (voorheen de Arbeidsinspectie) het opsporingsonderzoek doen. Het betreft zaken die gaan over fraude, milieudelicten of arbeidsomstandigheden, in vakjargon wel de economische delicten genoemd. Het onderdeel van het OM dat dergelijke zaken onderzoekt wordt het functioneel parket genoemd. Voor Noord- en Oost-Nederland zetelt dit deel van het OM in Zwolle. In de minder complexe zaken worden de Friese verdachten van economische delicten door het functioneel parket gewoon gedagvaard voor de rechtbank in Leeuwarden. Maar de officier van het Zwolse functioneel parket heeft in beginsel geen kennis van het Fries. Voor de meer omvangrijke zaken in Noord- en Oost-Nederland is wettelijk geregeld dat deze niet door de rechtbank van de regio waar het feit zich heeft afgespeeld maar door de rechtbank Overijssel worden berecht. Een verdachte van grootschalige fraude of van een ernstig milieudelict, woonachtig in Fryslân, wordt in dergelijke zaken dus gedagvaard om te verschijnen in Zwolle. De wet regelt niet dat op de zittingslocatie Zwolle Fries kan worden gesproken. Enkele jaren geleden zijn een Fries bedrijf en diens Friestalige directeur gedagvaard in verband met betrokkenheid bij het overlijden van drie mannen een mestsilo in Makkinga door het inademen van giftige dampen. De aantijging betrof overtreding van regelingen over arbeidsomstandigheden. Ik trad op als raadsman. Ik sprak steevast Fries met mijn cliënt. Het was een uiterst trieste, gevoelige en emotionele zaak. Mijn cliënt wilde graag Fries spreken ter zitting. De zaak diende echter bij de rechtbank Overijssel. Verzoeken om de zaak over te hevelen naar de Rechtbank Noord-Nederland zodat mijn cliënt in het Fries kon verklaren, zijn afgewezen. Als doekje voor het bloeden regelde de rechtbank een tolk. Van die tolk is geen gebruik gemaakt: mijn cliënt wilde niet indirect met de rechters praten.
De schaalvergroting binnen het OM en De Rechtspraak levert een bedreiging op voor het gebruik van de Friese taal. De wetgever heeft zich dit helaas nooit gerealiseerd. In Leeuwarden wordt op zichzelf niet getornd aan dit recht, maar bij rechters, officieren van justitie of griffiers die het Fries niet machtig zijn moet de oplossing gevonden worden in een tolk. Als niet op voorhand kenbaar is gemaakt dat Fries wordt gesproken, zal er dus geen tolk geregeld zijn. De wens om Fries te spreken betekent dan automatisch uitstel van de zaak. Niet alleen wil de verdachte geen uitstel, ook de rechter zit niet te wachten op verlies van kostbare zittingscapaciteit. De verdachte zal onder deze omstandigheden al snel afzien van zijn wens om gebruik te maken van zijn moedertaal. Maar ook als wel op tijd is gemeld dat Fries wordt gesproken, gaat het gebruik van een tolk toch altijd ten koste van de kwaliteit van de zitting. Toegegeven, de tolk kan er niks aan doen. Maar een gesprek tussen een rechter en een verdachte via een derde levert per definitie een minder nauw contact, een minder indringend gesprek op. Juist een goed contact tussen rechter en verdachte is wezenlijk voor kwalitatief goede rechtspraak. Indien een tolk noodzakelijk is om een goed gesprek tussen een verdachte en de rechter tot stand te brengen, zal de verdachte die het Nederlands machtig is al snel afzien van zijn recht om Fries te spreken. Beheersing van het Fries is dus belangrijk.
Wat te doen?
Jaren geleden stond ik een cliënt bij die werd verdacht van mishandeling. Hij moest voorkomen bij de strafrechter. Mijn cliënt spreekt Fries en op mijn advies wil hij van het recht om Fries te spreken op zitting gebruik maken. Eenmaal in de zittingzaal blijkt dat de griffier het Fries niet beheerst, de rechter en de officier van justitie wel. Een griffier is verantwoordelijk voor het optekenen van een verslag van hetgeen ter zitting wordt besproken. Belangrijk werk dus. Aan mijn cliënt wordt door de (Friestalige) rechter gevraagd wat hij wil: doorgaan met de zitting in het Nederlands of uitstel opdat een nieuwe griffier kan worden gezocht? Mijn cliënt kiest voor het eerste. Dit voorbeeld geeft aan hoe weerbarstig de praktijk kan zijn. De rechter legt met de beste bedoelingen zijn dilemma uit en het recht om Fries te spreken niet te willen dwarsbomen. Anderzijds wordt naar mijn mening onvoldoende rekening gehouden met de nederige positie die een verdachte nu eenmaal heeft. Aan de meest kwetsbare in de zittingszaal moet de keuze of de zitting wel of niet kan doorgaan niet worden overgelaten.
Mijn oplossing is en blijft: zorg als rechtbank/hof en OM dat op de zittingslocaties in Leeuwarden alleen maar professionals werkzaam zijn die het Fries (in ieder geval passief) beheersen! En zorg ervoor dat strafzaken tegen verdachten die in Fryslân wonen/verblijven en verdacht worden van een strafbaar feit in de provincie Fryslân worden gedagvaard om bij de rechtbank in Leeuwarden te verschijnen. Dat voorkomt taalproblemen. Bovendien moet juist in de regio waar de schok wordt gevoeld recht worden gesproken. Een moord in Burgum wordt toch ook niet behandeld door de rechtbank in Rotterdam? Waarom zou dat met de economische delicten anders zijn? Politici moeten niet akkoord gaan met wetten die afdoening van Friese zaken buiten Fryslân mogelijk maken.
Slot
Er is veel verbeterd. Een stuk op de voorpagina van de krant – zoals in 1998 – dat ter zitting Fries wordt gesproken, zal niet meer voorkomen. Het gebeurt regelmatig dat verdachten ter zitting Fries spreken. Soms gedurende de hele zitting – zeker als de rechter Friestalig is – en soms gedurende delen van de zitting. Als de emoties de baas dreigen te worden, grijpt een verdachte terug op zijn ‘memmetaal’. Het is te prijzen dat er meer Friestalige rechters en officieren zijn dan toen ik als advocaat voor het eerst de zittingszalen van binnen bekeek.
Toch zijn er verbeteringen mogelijk. Het terugdraaien van de landelijke fusies van gerechten zou ik om meerdere redenen toejuichen. Terugkeer naar de Rechtbank Leeuwarden en het Gerechtshof Leeuwarden lost een taalprobleem op. Rechters en griffiers worden dan mede geselecteerd op hun beheersing van de Friese taal. En zaken uit de provincie worden in dezelfde provincie berecht. Maar terugkeer naar de situatie van voor de herziening van de gerechtelijke kaart is nu niet realistisch.
Een eenvoudige aanpassing is het realiseren van een keuzemogelijkheid om de (gehele) websites van de rechtbank Noord-Nederland en van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden – zoals bijvoorbeeld op die van de provincie Fryslân het geval is - in het Nederlands óf in het Fries te lezen. Frappant is dat de rechtzoekende nu nota bene in de Nederlandse taal op het recht om ter zitting Fries te spreken wordt gewezen, en niet in het Fries. Een Fransman wordt toch ook niet in het Deens op zijn rechten gewezen? Je moet als gerecht laten zien dat je het gebruik van de Friese taal serieus neemt en stimuleert.
Ik meen dat de besturen van de rechtbank Noord-Nederland en het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden meer dan nu mogen eisen dat iedereen ter zitting het Fries beheerst. Dat moet een harde functie-eis zijn. Als dit betekent dat niet alle rechters, griffiers en officieren in Leeuwarden kunnen worden ingezet, dan is dat maar de prijs die moet worden betaald om de wet in de praktijk effectief te maken. Niet voor niets is het Fries als enige naast het Nederlands een door het Rijk erkende taal. Die status vergt een zorgplicht van diezelfde overheid. Een zorg die niet alleen bestaat uit de wettelijke verankering van het gebruik van deze taal, maar ook uit maatregelen die het gebruik van het Fries in de praktijk bevorderen. Als die maatregelen in de praktijk niet worden ingevoerd, kan het niet anders dan dat deze wettelijk worden vastgelegd. Ik heb de wettekst alvast geformuleerd:
Elke rechter, raadsheer, griffier of vertegenwoordiger van het openbaar ministerie die bij de rechtbank Noord-Nederland of het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van ambtswege ondervraagt, hoort, proces-verbaal van de terechtzitting opmaakt of het woord voert, is daartoe slechts bevoegd indien hij – passief of actief – de Friese taal beheerst.
Tot slot een frapperend voorbeeld. Het verbaast mij al jaren dat verdachten die wegens belediging (meestal van agenten) een dagvaarding krijgen waarin in de meeste vreemde talen de beledigende woorden letterlijk zijn opgenomen. ‘Fuck you’ is kennelijk duidelijk genoeg dat dit niet wordt vertaald. Datzelfde geldt voor in de praktijk veel voorkomende bewoordingen als ‘bastards’, ‘puta’, ‘Arschloch’ of ‘nazicop’. Maar als een Friestalige cliënt moet voorkomen omdat hij ‘dom hynder’ tegen een politieman heeft geroepen, ontvangt hij een dagvaarding waarin staat dat hij heeft geroepen ‘achterlijk paard of woorden van gelijke strekking’. Bij het noordelijke OM wordt klaarblijkelijk verondersteld dat het Fries – anders dan het Engels, Spaans of Duits – vertaling behoeft. Dat is raar. Misschien moet bij het OM decennia na Kneppelfreed toch de knop nog om.
We zijn er nog niet…”