In de Panorama van september jl. is een uitgebreid vraaggesprek gepubliceerd met Hans en Wim Anker. In het interview blikken beide heren terug op zo’n 40 jaren advocatuur. De belangrijkste zaak? Die van Ferdi E, de ontvoerder en moordenaar van Gerrit-Jan Heijn. Maar ook over de attitude ter zitting, zoals het nimmer tonen van emoties. Niet bij een voor de cliënt gunstige uitspraak, ook niet bij een teleurstellende beslissing. Een vrijspraak bij een levensdelict? “Het is heel triest voor de nabestaanden, maar ik zeg altijd: dat is het prijskaartje dat aan onze verfijnde rechtsstaat hangt.” Ze spreken over hun ervaringen in de zaken van Paul S, een viervoudige moord in Kerkrade. Over de Volendambrand waar de zittingszaal gevuld was met nabestaanden en veelal verminkte slachtoffers. Over de zaak van Robert M. Over de verkeerszaak uit de jaren ’90 waarin door de Hoge Raad is beslist dat na elke snelheidsmeting een correctie van 3% moest worden toegepast. En over het wankele evenwicht tussen een deugdzaam leven en een crimineel bestaan. Hoe vaak ze in al die decennia wel niet dachten: och jongen, had jouw wieg maar drie huizen verderop gestaan. Want dat, leerden ze, is van eminent belang. Ze ontmoetten de meest innemende, zachtaardige mensen die terechtstonden voor de gruwelijkste vergrijpen. Hans en Wim benadrukken de principiële uitgangspunten van het kantoor. Zo wordt bij het aannemen van een strafzaak niet gekeken naar de aard of ernst van de zaak. Het kantoor trekt geen grens. Deze principiële uitgangspunten worden gehandhaafd, ook als Hans en Wim eind 2021 met pensioen gaan en het kantoor onder leiding van Tjalling van der Goot verder gaat.
Klik hier voor het volledige artikel. Hieronder volgen enkele passages.
“Voor zover een pand een persoon kan staan, zit hun kantoorpand de broers als gegoten. Onwrikbaar, standvastig, statigheid met een knipoog. Keurig in pak, theatrale gebaren, gedragen stemmen, weloverwogen woorden en archaïsch taalgebruik, waarmee ze elkaar voor de gek houden en vloeren aanvegen in gerechtsgebouwen door heel Nederland. Eigenlijk zijn de gebroeders Anker zélf een monument.
Welke zaak voor hun kantoor het belangrijkste was? Ferdi E. Natuurlijk. Wim herinnert zich nog precies dat zijn (‘niet om vervelend te doen naar Hans, hoor’) telefoon ging, die dag in 1988. Aan de lijn was de man die in 1987
Ahold-topman Gerrit Jan Heijn had ontvoerd, doodgeschoten en in het bos begraven. De zaak had heel Nederland maandenlang in de greep gehouden: de telefoontjes, de geëmotioneerde oproep van mevrouw Heijn. Het losgeld, de afgesneden pink. Bij Ferdi’s zoektocht naar een advocaat kwam de toen nog relatief onbekende naam Anker bovendrijven. “Ik was zeven jaar eerder beëdigd. Ik had bij wijze van spreken de korte broek nog aan.” Met die zaak, zegt hij, waren ze in één klap geen plattelandskantoortje meer, maar landelijk bekend.
Maar dat dit ‘de mooiste’ was, zullen ze nooit zeggen. Want, oreert Wim: een levensdelict kan nooit ‘mooi’ zijn - er is tenslotte iemand overleden. Daar hameren ze op in elke cursus die ze geven: wanneer gevraagd naar je mooiste zaak, noem dan nooit een levensdelict. En: spreek niet in termen van winnen of verliezen. Wim: “Dat doe je alleen bij sc Heerenveen. Een strafzaak begint nooit met nul-nul.” Daarom laten ze zelf geen emoties zien. Ook niet toen een verdachte in hoger beroep werd vrijgesproken nadat hij in eerste aanleg levenslang had gekregen: Aldo G., de Amstelvener die veroordeeld was voor de moord op twee Braziliaanse drugshandelaren.
In 1991, toen ze samen een kantoor begonnen, hadden ze vijf principes geformuleerd. Wim telt op zijn vingers. “Eén: we doen alleen strafrecht, en daarbinnen louter verdachten. Twee: we staan iederéén bij." Hans: “Ongeacht aard en ernst van het vergrijp.” Principe drie: zij, en dus niet de cliënten, hebben de regie. Dit is, denken ze, de reden dat de Holleeders en de Taghi’s van deze wereld hen niet bellen. Dergelijke heerschappen laten zich vermoedelijk wat minder regisseren. Wim: “In bepaalde wereldjes wordt gezegd: de Ankers moetje niet hebben, die zijn te fatsoenlijk. Ik moet daar alleen maar om glimlachen." Nummer vier, vervolgt hij: “De cliënt kiest óns, niet andersom. En ten vijfde kijken we nooit naar het inkomen van een cliënt. Eenieder heeft recht op juridische bijstand.” En daarom doen ze voornamelijk pro-Deozaken; hun geld verdienen ze met cursussen en lezingen. De vijf principes zijn heilig. Wim: “Want het zijn principes. Als je je daar niet aan houdt, treedt er inflatie op van het woord ‘principe’. En daar slapen wij slecht van.” Het advocatenwereldje smoesde en smaalde die eerste jaren, vertelt Wim. Nobel hoor, die broers met al hun principes, maar wacht maar, als ze veertig zijn en een gezin hebben is er niets meer van over. Dan gaan ze voor het grote geld. “Want dat is hoe het meestal gaat." Maar ze bogen en buigen niet.
Echt bang voor hun leven zijn ze volgens Wim evengoed nooit geweest. “We zijn sowieso niet bang van aard, dan hadden we een ander vak moeten kiezen. En ons voordeel is: er is altijd vijftig procent kans om de dans te ontspringen, Ik geef gewoon altijd Hans’ adres op.” Nee, erg populair ben je niet als strafrechtadvocaat. Maar er is een uitspraak waar ze wél vrienden mee maakten, een zaak die ze zonder gêne en voorbehoud ‘de mooiste’ kunnen noemen - er komt geen dood of bloed aan te pas.
Het begon ergens beginjaren negentig met een man die rood aangelopen de kroeg binnenkwam waar de gebroeders net aan de toog zaten. Woest wapperde hij met een verkeersboete. “Verdomme, nét erboven! Is daar niet wat aan te doen, Anker?” Moet je net Hans hebben, met zijn opgeheven vinger op de eerste rij. Dus Hans vroeg zich af: “Wie controleert eigenlijk de overheid? En dat bleek niemand te zijn,” twinkelt hij. Ze schakelden het Nederlands Meetinstituut in Delft in, dat becijferde dat de flitspalen een foutmarge van drie procent hebben. Er kwam een proces, de kantonrechter sprak vrij, maar in hoger beroep werd de overtreder alsnog veroordeeld. Wim: “En toen zei Hans...” Hans: “Toen zei ik: laat deze jongen maar even." Ze gingen in cassatie. De uitspraak kwam op dinsdag 12 december 1995. Wim: “Nou, en sinds die dag staat er op elke snelheidsovertreding: na correctie.” Hans lacht. “Er is maanden overgewerkt. Er moesten miljoenen boetes worden teruggevorderd. Mensen kregen hun rijbewijzen en inbeslaggenomen auto’s terug.”
Ja, zegt Hans, de strafrechtadvocatuur is zwaar, de dagen lang. “Maar het is tegelijkertijd fantastisch. Dat je wat je geleerd hebt in de praktijk kunt brengen om mensen te helpen.” overleggen. De ideale situatie bij een hectisch beroep als dit.”
Heel eerlijk: ze hadden nog wel even door gewild. Maar ja, de tijd, de gezondheid, de kwalen, de klappen die ze kregen, fysiek (Hans) en mentaal (Wim). Hans wilde niet stoppen, maar Wim zag dat het beter voor hem zou zijn. "Dan stoppen we samen,” stelde hij voor. “Het kantoor heet immers Anker én Anker. En toen hebben we elkaar een hand gegeven.”
Hans: “Maar ja, toen leek het nog heel ver weg. Terwijl nu... weetje, we zullen er heus soms spijt van krijgen. Maar je moet staan voor je beslissing en de voldoening overheerst. Mijn broer zegt altijd...” Wim, met wéér die opgeheven vinger: “Beter twee jaar te vroeg stoppen dan één jaar te lang doorgaan.” Hans: “En hij is een kwartier ouder, dus ik moet hem respecteren.”