De rechtsbescherming van verdachten die voorwaardelijk in vrijheid (VI) zijn gesteld laat zwaar te wensen over. Dat moet beter vindt Tjalling van der Goot. Dat is niet alleen in het belang van de veroordeelde, maar ook in het belang van een veilige samenleving. In een artikel in het Advocatenblad van deze week legt hij uit wat er verbeterd zou moeten worden.
Klik hier voor het volledige stuk. Hieronder volgt de samenvatting.
Het Openbaar Ministerie stelt de voorwaarden vast waaronder een veroordeelde in vrijheid wordt gesteld. Indien de veroordeelde het oneens is met de gestelde voorwaarden, blijkt dat diens rechtspositie buitengewoon zwak is. De wetgever heeft geen mogelijkheid opengesteld voor een veroordeelde om de voorwaarden te laten toetsen.
De voorwaarden kunnen zeer ingrijpend zijn. Zo bestaat de mogelijkheid dat een veroordeelde in het kader van zijn ‘invrijheidstelling’ verplicht wordt zich te laten opnemen in een kliniek. Er zijn al gerechtelijke uitspraken waaruit volgt dat deze voor het OM in de wet geregelde bevoegdheid op gespannen voet staat met het karakter van (voorwaardelijke) invrijheidstelling. In een enkel geval stelt een rechter deze voorwaarde gelijk met vrijheidsbeneming. Het is dus sterk de vraag of een klinische behandeling als bijzondere VI-voorwaarde rechtsgeldig is.
De veroordeelde kan hooguit de civiele rechter benaderen. Een hoogdrempelig geding, met ook financiële gevolgen zoals betaling van griffierechten en het risico op een proceskostenveroordeling. Bovendien toetst de civiele rechter marginaal; het is slechts van belang of het OM in redelijkheid tot het gevoerde beleid heeft kunnen komen.
De introductie van een laagdrempelige rechterlijke toets zal de positie van een veroordeelde versterken. Daarbij kan gedacht worden aan de penitentiaire kamer van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden die als rechterlijk college bezwaren tegen de opgelegde bijzondere voorwaarden op rechtmatigheid en opportuniteit kan toetsen.
Teneinde recidivegevaar in te dammen, is het in het algemeen essentieel dat de veroordeelde bereid is de voorwaarden na te leven. Het creëren van en rechtsmiddel en het aldus inbouwen van rechterlijke controle zal die bereidheid vergroten. Het opvullen van deze leemte in de wet is zo dus in ieder belang.