De inzet van een criminele burgerinfiltrant in de drugszaak Vidar is dubieus. Dat stelt raadsman Erik Stoeten tijdens een regiezitting deze week in de zaak Vidar ten overstaan van de rechtbank in Leeuwarden. In de zaak staan 22 verdachten terecht. Ons kantoor staat hiervan een tweetal bij. Stoeten verdedigt een van de hoofdverdachten.
De zaak Vidar draait om vermeende drugshandel tussen Nederland en Finland. Voor de opsporing is gebruik gemaakt van een criminele burgerinfiltrant. Anders dan de ‘gewone’ burgerinfiltrant mag deze criminele burgerinfiltrant ook zelf strafbare feiten plegen. Het is een uiterst gevoelig opsporingsinstrument. In de jaren ’90 heeft de commissie Van Traa in de zogeheten IRT-affaire deze gevoeligheid blootgelegd. Stoeten verzocht om nader onderzoek om de rechtmatigheid van deze infiltrant te bezien.
Kort samengevat komt het er op neer dat de inzet van een criminele burgerinfiltrant alleen onder strike voorwaarden is toegestaan. De minister moet hiervoor toestemming geven. In het dossier bevindt zich een brief van de minister waarin deze toestemming geeft “naar aanleiding van hetgeen is besproken in bovengenoemd overleg met betrekking tot de casus waarvoor mijn toestemming is vereist”. Niet duidelijk is wat exact aan de minister is voorgelegd. Het is dus niet duidelijk waarvoor de minister toestemming heeft gegeven. De rechtmatigheid van de inzet van de infiltrant blijkt dus niet uit het dossier.
De rechtbank doet op 1 april a.s. uitspraak. Dan zal worden bepaald of en zo ja op welke wijze de rechtmatigheid van de inzet van de criminele burgerinfiltrant wordt onderzocht.
De inhoudelijke behandeling is dit najaar gepland. Er zijn 25 zittingsdagen uitgetrokken.
Bekijk hier het interview met Erik Stoeten bij Omrop Fryslân.