De rechtbank in Rotterdam heeft onze cliënt, de 50-jarige James B., veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden. De rechtbank acht bewezen dat cliënt zich schuldig heeft gemaakt aan onttrekking aan het wettig gezag van een destijds 12-jarig meisje en aan ontucht. Eind juni 2019 werd onze cliënt met het meisje aangetroffen in een hotelkamer. De zaak kreeg bekendheid toen na de vermissing van het meisje een Amber Alert is uitgegaan.
Raadsman Tjalling van der Goot had vrijspraak bepleit. Daarnaast had hij voorgesteld om – voor het geval de rechtbank een of meer feiten bewezen zou verklaren – te volstaan met het opleggen van een gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest (zo’n 10 maanden). Cliënt is terminaal ziek en heeft volgens de medici hooguit nog enkele maanden te leven. Het voorarrest is eind april om die reden geschorst. Cliënt verblijft inmiddels weer thuis in de Verenigde Staten.
De rechtbank gaat niet met dit voorstel mee. Hoewel de rechtbank oordeelt dat cliënt nog slechts een korte levensverwachting heeft, zijn leven op orde heeft, hij onbekend is bij justitie en het recidiverisico laag is, overweegt zij dat een hogere gevangenisstraf dan de tijd die cliënt in voorarrest heeft doorgebracht moet worden opgelegd. Dit “gelet op de ernst van de feiten en de generale preventie als strafdoel”. In de visie van de verdediging is de opgelegde straf hiermee slechts symbolisch. Het is duidelijk dat cliënt deze straf – gezien zijn slechte gezondheidstoestand – niet kan ondergaan.
De verdediging zal zich beraden omtrent het instellen van hoger beroep. De termijn binnen welke beroep kan worden ingesteld, bedraagt 14 dagen na de uitspraak.