In de Leeuwarder Courant van 25 april jl. is een opiniestuk van Tjalling van der Goot gepubliceerd. Onder de titel ‘Rechtszekerheid vergt heldere regels’ levert hij kritiek op de formulering van verboden in de Noodverordening COVID. Overtreding van de Noodverordening is een strafbaar feit. Hoewel burgers geacht worden de wet te kennen, moeten de regels wel duidelijk zijn. Dat is niet het geval.
Klik hier voor het volledige stuk.
Als gevolg van de coronacrisis is onder meer groepsvorming verboden met drie of meer personen voor zover deze personen onderling niet de minimale afstand van anderhalve meter in acht nemen. Dat verbod geldt volgens de letter van de tekst ook in de privéruimte. De Minister van Justitie heeft eerder echter aangegeven dat in privésituaties niet gehandhaafd wordt. Hoe zit het dan?
Daarnaast zijn samenkomsten verboden. Ook dat is groepsvorming, waarbij echter geen minimum aantal personen is bepaald en ook geen minimum afstand is geregeld. Twee personen in de tuin of op straat, of een aantal boten met opvarenden naast elkaar voor anker op meer, vallen dus onder dit verbod. Maar hoe verhoudt dat verbod zich tot het eerdere verbod op groepsvorming, waarbij juist een minimum van drie personen en een minimale onderlinge afstand van anderhalve meter is geregeld?
Volgens Van der Goot mag de rechtszekerheid niet ondergeschikt worden gemaakt aan de volksgezondheid. Sterker nog, beide belangen gaan hand in hand. “Als de burger precies weet wat wel en niet geduld wordt, zal hij zich eerder aan de geformuleerde verboden houden.”
Van der Goot pleit voor een interne tegenspreker die als advocaat van de duivel de formulering van de uit te vaardigen noodverordening kritisch tegen het licht kan houden. Tegenspraak houdt immers scherp.