Het juridisch haastwerk achter de corona-maatregelen heeft wel erg vage rechtsnormen opgeleverd, vinden strafpleiters Gerard Spong en Tjalling van der Goot in een publicatie vandaag in het Advocatenblad.
De regering werkt op in deze tijd onder grote tijds- en maatschappelijk druk. Dit kan ten koste gaan van de zorgvuldigheid. Het recente pakket aan noodmaatregelen heeft tot veel verwarring geleid. Zo werd eerst door ministers in een persconferentie meegedeeld dat de maatregel zouden gelden tot en met 6 april, terwijl later weer werd gezegd dat het tot 6 april was. Ook de interpretatie van het begrip ‘samenkomsten’ is onduidelijk. Die onduidelijkheid is vergroot omdat tot dusver de nieuwe landelijke concept- noodverordening niet is gepubliceerd.
‘Ik begrijp dat je binnen een paar dagen geen doorwrochte regelgeving in de steigers kunt zetten’, aldus Van der Goot. ‘Maar dat ontslaat het kabinet niet van de verplichting het juridisch zorgvuldig in te richten en te communiceren. Wij als advocaten hebben de taak goed in de gaten te houden dat er hierbij geen grenzen worden overschreden.’ Spong gaat nog een stap verder. ‘Ik geloof best dat onze bewindslieden de afgelopen weken keihard gewerkt hebben, maar feit is dat ze ondertussen een aantal essentiële juridische waarborgen overboord kieperen. Zo wordt de rechtsstaat opgeofferd omwille van het medisch heil.’
‘Ik zou adviseren om tijdens het beleidsoverleg meer interne tegenspraak te organiseren, zoals dat bij de politie gebeurt om tunnelvisie in bepaalde zaken te voorkomen’, suggereert Van der Goot. ‘Op juridisch vlak zou die rol best door een advocaat vervuld kunnen worden. “Zou je die tekst juridisch niet anders formuleren?”, kan zo iemand bijvoorbeeld tegenwerpen. Letterlijk advocaat van de duivel spelen, dat houdt de beleidsmakers scherp. Het zou iemand van buitenaf moeten zijn, want een ambtenaar zegt niet makkelijk nee tegen zijn minister.’