Op 6 oktober jl. stond in een tweetal strafzaken ten overstaan van de meervoudige kamer van de rechtbank in Leeuwarden een principiële vraag centraal. Mag het openbaar ministerie een verdachte van het rijden onder invloed vervolgen terwijl daarnaast het CBR het rijbewijs ongeldig heeft verklaard?
Volgens raadsman Tjalling van der Goot heeft de ongeldigverklaring van het rijbewijs het karakter van straf. De Hoge Raad heeft eerder dit jaar ten aanzien van het alcoholslotprogramma (ASP) geoordeeld dat deze door het CBR opgelegde maatregel zodanig zwaar is dat deze met een straf kan worden gelijk gesteld. Omdat een strafbaar feit niet dubbel mag worden bestraft, heeft de Hoge Raad geoordeeld dat het OM bij ASP-zaken geen recht meer heeft strafrechtelijk te vervolgen. Naar analogie van deze ASP-uitspraak stelde de verdediging dat het OM het vervolgingsrecht ook heeft verloren indien het CBR het rijbewijs ongeldig heeft verklaard.
Volgens de raadsman hadden zijn cliënten kunnen blijven rijden als aan hen een ASP was opgelegd. Het ASP is weliswaar duur (ca. € 4.000,--) en impliceert verplichtingen om regelmatig het alcoholslot te laten uitlezen, maar de persoon kan in ieder geval van zijn rijbewijs gebruik blijven maken. Bij een ongeldig rijbewijs daarentegen is de bevoegdheid voertuigen te besturen volledig weg. Bovendien moet ook na een ongeldig verklaard rijbewijs door de betrokkene veel geld worden betaald voor medische onderzoeken om weer in aanmerking te kunnen komen voor een geldig rijbewijs.
De officier van justitie voerde aan dat een ongeldigverklaring wezenlijk verschilt van een ASP. Een ASP werd automatisch opgelegd indien de betrokkenen binnen de door de wet gestelde alcoholgrenzen viel. Een ongeldigverklaring daarentegen wordt volgens het OM opgelegd naar aanleiding van een strafbaar feit maar niet door het strafbare feit. Indien een onderzoek naar de geschiktheid om voertuigen te besturen had uitgewezen dat de betrokkene geschikt was, was het rijbewijs immers niet ongeldig verklaard.
Volgens raadsman Van der Goot gaat deze redenring niet op in de zaak tegen een van de bij de meervoudige kamer terecht staande cliënten. In die ene zaak had het CBR namelijk de geldigheid van het rijbewijs geschorst direct na het strafbare feit. De schorsing gold gedurende de periode van het onderzoek naar de geschiktheid tot aan de beslissing van het CBR. Er is dus volgens de verdediging een directe relatie tussen het strafbare feit in de strafzaak en de bestuursrechtelijke maatregel van het CBR. Dat betekent dat ook met de redenering van het OM het OM het recht om te vervolgens heeft verloren.
De zaken werden door de meervoudige kamer behandeld vanwege het principiële karakter van de verweren.
De rechtbank doet op dinsdag 20 oktober a.s. om 13.00 uur uitspraak.