Het rijbewijs is ongeldig indien binnen vijf jaar na een eerdere (onherroepelijk geworden) veroordeling opnieuw wordt gereden onder invloed van alcohol. Deze regel is neergelegd in art. 123b van de Wegenverkeerswet. De bestuurder zal weer opnieuw rijexamen moeten doen om het rijbewijs te verkrijgen. Wij hebben als kantoor eerder gewezen op deze relatief onbekende maar verstrekkende wettelijke bepaling.
De wet is helder. Het rijbewijs verliest de geldigheid indien een bestuurder binnen vijf jaar na een eerdere veroordeling opnieuw (onherroepelijk) wordt veroordeeld. Deze ongeldigheid van het rijbewijs treedt van rechtswege in. Er is dus geen beslissing van het CBR of van de Minister voor nodig. Toch blijkt dat er rek in deze ‘automatische’ ongeldigheid van het rijbewijs zit.
Een cliënt van Nico de Vries, juridisch medewerker op ons kantoor, was voor de tweede maal veroordeeld wegens het rijden onder invloed. De cliënt, een 54-jarige man uit Renkum, erkende dit strafbare feit. Hij stelde geen hoger beroep in.
Het CBR stuurde de cliënt echter pas negen maanden na de onherroepelijke veroordeling door de strafrechter een brief met de mededeling dat het rijbewijs van rechtswege (dus automatisch) ongeldig was. Reden van deze late mededeling was het feit dat het OM het CBR pas heel laat inlichtte over de nieuwe veroordeling. De man was echter op basis van de toen geldende regelingen al bezig deel te nemen aan een door het CBR opgelegd Alcoholslotprogramma. Raadsman De Vries verzocht het CBR om de beslissing tot ongeldigverklaring te herzien. Het CBR heeft dat verzoek nu gehonoreerd.
De beslissing om de ongeldigverklaring in te trekken is niet alleen voor cliënt positief, maar ook opmerkelijk. De wet vereist namelijk niet dat de automatische ongeldigverklaring na een tweede veroordeling wegens rijden onder invloed binnen vijf jaren schriftelijk moet worden medegedeeld. Het rijbewijs wordt na die tweede veroordeling automatisch ongeldig. Toch hecht het CBR grote waarde aan het feit dat het OM (veel) te laat het CBR op de hoogte stelde van deze nieuwe veroordeling. Het CBR leest dus als het ware een eis in de wet dat de ongeldigverklaring binnen een korte tijd door het OM aan het CBR bekend moet worden gemaakt, waarna het CBR de bestuurder van de ongeldigverklaring op de hoogte stelt. Dat is een belangrijke constatering omdat de praktijk leert dat er in het contact tussen het OM en het CBR wel eens wat mis gaat.
Eerder uitte de Nationale Ombudsman al kritiek op de informatievoorziening over deze verstekkende wetsbepaling aan de burger en op de onderlinge afstemming van informatie tussen de verschillende overheidsinstanties. De Ombudsman adviseerde vorig jaar dat het OM en het CBR hun informatievoorziening en werkwijze op elkaar moeten afstemmen. Blijkens het hiervoor geschetste voorval uit de praktijk hebben het CBR en het OM zich dit advies (nog) niet aangetrokken.