Tot woede van de verdediging heeft het openbaar ministerie besloten de strafzaak naar aanleiding van het dodelijke ongeval in de mestsilo in Makkinga toch gewoon bij de rechtbank in Almelo aan te brengen. Raadsman Tjalling van der Goot had enkele weken terug de officier van justitie verzocht zijn cliënt bij de rechtbank in Leeuwarden te dagvaarden. Dit vanwege het feit dat het een Friese zaak betreft, alle betrokkenen uit de provincie Fryslân afkomstig zijn en zijn cliënt heeft aangegeven Fries te spreken op de zitting. De officier heeft telefonisch laten weten het verzoek niet te zullen inwilligen.
De officier van justitie heeft te kennen gegeven dat hij zich gebonden voelt aan een afspraak tussen het OM en het gerechtsbestuur. Op basis van deze – bij de verdediging overigens niet bekende – afspraak worden alle zwaardere economische strafzaken in het noorden en oosten van ons land bij de rechtbank in Almelo aangebracht. Het gaat dan om zaken die door een meervoudige kamer zullen worden berecht en om zaken waarin door het OM tijdens het voorbereidende onderzoek een rechter-commissaris (r.c.) is ingeschakeld. De zaak Makkinga zal door een meervoudige kamer worden behandeld. Bovendien heeft de r.c. in deze kwestie onderzoekshandelingen verricht.
De strafzaak heeft betrekking op een fataal bedrijfsongeval. Op 19 juni 2013 zijn tijdens reinigingswerkzaamheden in een mestsilo in Makkinga door werknemers van Heeres Mix & Pomptechniek BV te Abbega drie mannen overleden en is een vierde zwaargewond geraakt. Het is nog niet bekend welk concreet verwijt het OM het bedrijf en/of diens directeur treft.
Los van de praktische bezwaren om deze zaak in Almelo te berechten, speelt een principieel punt. De directeur van het bedrijf heeft te kennen gegeven zich het beste te uiten in de Friese taal en deze taal ter zitting ook te zullen gebruiken. Het wettelijk verankerde recht om ter zitting Fries te spreken geldt echter slechts voor de zittingslocaties in de rechtbank Noord-Nederland en het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. In de rechtbank Overijssel (in dit geval locatie Almelo) heeft cliënt geen recht gebruik te maken van de Friese taal. Niet uit te sluiten valt dat ook het slachtoffer en/of de nabestaanden Fries willen spreken indien zij ter zitting een mondelinge toelichting willen geven. Het in de wet vastgelegde recht wordt met deze uiterst ongelukkig gekozen zittingslocatie omzeild.
Op grond van de wet heeft het OM de keuze om een economische strafzaak waarbij het vermeende delict in de provincie Fryslân heeft plaatsgevonden, aan te brengen bij de rechtbanken in Leeuwarden of in Almelo. De rechtbanken zijn dus samen bevoegd.
De verdediging is buitengewoon ontstemd over het besluit om de zaak in Almelo af te doen. De Wet gebruik Friese taal verwordt op deze wijze tot een holle phrase. Onze cliënt wordt een recht ontnomen de taal te spreken die hij het liefste en het beste spreekt. Dat is niet alleen strijdig met een goede verdediging, dat lijkt ook strijdig met een zorgvuldig strafproces. Aan de verdachte zullen immers vele vragen worden gesteld waar hij nu minder adequaat en zorgvuldig op kan antwoorden. Raadsman Van der Goot zal in overleg met zijn cliënt onderzoeken welke informele en formele mogelijkheden aanwezig zijn om te bewerkstelligen dat de strafzaak toch wordt behandeld door de rechtbank waar deze in de visie van de verdediging thuis hoort: in Leeuwarden.