Het Gerechtshof in Leeuwarden heeft vandaag een 40-jarige inwoner van Amsterdam vrijgesproken van schuld aan een dodelijk verkeersongeval op de N31 nabij Harlingen op 15 juni 2012. Volgens het hof is niet te bewijzen dat de verdachte een onverantwoorde inhaalmanoeuvre heeft gemaakt. Het hof acht de door de verdediging onderbouwde stelling dat de bestuurder onbewust leed aan een slaapstoornis aannemelijk. De rechtbank had de verdachte in 2013 nog veroordeeld wegens roekeloos rijgedrag tot een gevangenisstraf van acht maanden waarvan vier voorwaardelijk en een rij-ontzegging van drie jaren waarvan achttien maanden voorwaardelijk.
Onze cliënt is in hoger beroep bijgestaan door raadsman Tjalling van der Goot.
Het hof stelt vast dat onze cliënt op die bewuste dag op de N31 vanaf de Afsluitdijk heeft gereden. Voor hem reed een vrachtwagen. Volgens diverse getuigen is cliënt meermalen naar links over een doorgetrokken streep uitgeweken en steeds weer terug gekomen op zijn eigen rijstrook. Uiteindelijk heeft cliënt een manoeuvre gemaakt waarbij hij geheel op de linker weghelft terecht is gekomen waarna hij bijna frontaal tegen een tegenligger is gebotst. Daarbij is de 38-jarige Erwin Hoekstra uit Harlingen om het leven gekomen.
Uit een in opdracht van de verdediging uitgevoerd deskundigenonderzoek blijkt dat ter plaatste door cliënt niet te hard is gereden. Zijn snelheid lag tussen de 65 en 75 km/h, terwijl de maximum toegestane snelheid 80 km/h is. Dat wijst volgens het hof niet op een inhaalmanoeuvre.
Uit hetzelfde onderzoek in opdracht van de verdediging volgt volgens het hof dat de auto van cliënt bij de fatale uitwijkmanoeuvre helemaal naar links is doorgeschoten, zelfs tot op de afrit voor tegemoetkomend verkeer. Een dergelijke afwijkende route past niet bij een bewuste inhaalmanoeuvre.
Volgens het hof volgt uit getuigenverklaringen dat de aanrijding heeft plaatsgevonden op een plaats achter de vrachtwagen die voor hem reed. Bij inhalen past snelheidsvermeerdering. De plaats van de aanrijding achter de auto die voor cliënt reed, is voor het hof geen plek die past bij een inhaalmanoeuvre.
Er is geen andere aan cliënt toe te rekenen toedracht voor het ongeval gebleken noch gesteld door het OM.
Daarentegen is er wel sprake van door de verdediging overgelegde neurologische onderzoeksrapporten, waaruit blijkt dat cliënt leed aan een slaapstoornis. Meer in het bijzonder aan hypersomnolentie bij DSPD (Delayed Sleep Phase Disorder) en chronische slaapdeprivatie. Het hof acht aannemelijk dat cliënt onder invloed van die slaapstoornis het ongeval heeft veroorzaakt. Het vastgestelde rijgedrag (een vloeiende beweging naar links tot op de afrit voor tegemoetkomend verkeer) past hierbij. Het feit dat cliënt eerder meermalen naar links is uitgeweken en daarna weer op zijn eigen weghelft is terug gekomen, past bij zwalkend rijgedrag dat door een ingeschakelde neuroloog wordt getypeerd als een mogelijk verschijnsel dat voorafgaat aan het in slaap vallen.
Cliënt heeft dus geen schuld aan het ongeval. Ten aanzien van het eveneens ten laste gelegde gevaarzettende rijgedrag is cliënt vanwege dezelfde redenen ontslagen van alle rechtsvervolging.
Hoewel cliënt vanzelfsprekend tevreden is met de uitspraak past geen blijdschap nu bij het ongeval een dodelijk slachtoffer te betreuren is geweest. Voor cliënt weegt zwaar dat de rechtbank in haar vonnis cliënt veroordeelde wegens roekeloos rijden, waarbij bewezen werd dat cliënt met gevaar voor eigen leven zou hebben ingehaald op een plek waar dat volstrekt onverantwoord was. Cliënt heeft dit altijd betwist. Voor cliënt is van belang dat in hoger beroep in rechte is vastgesteld dat van dergelijk door de rechtbank bewezen geacht laakbaar rijgedrag niets is gebleken. Sterker nog, het hof stelt zelfs vast dat cliënt geen enkel verwijt valt te treffen.
Cliënt is overigens voor de slaapstoornis inmiddels met succes behandeld.
Het OM heeft veertien dagen de tijd om beroep in cassatie in te stellen.