Op 24 september jl. vond de inhoudelijke behandeling plaats van de zaak tegen Albert Heringa die zijn moeder Moek (99 jaar) heeft geholpen bij haar zelfdoding. Op de eerste zittingsdag (3 september jl.) zijn meerdere deskundigen gehoord.
De officier van justitie eiste een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden en een proeftijd van twee jaar.
Raadsman mr. Wim Anker heeft in de eerste plaats aangevoerd dat er sprake is van overmacht in de zin van noodtoestand. Albert Heringa bevond zich in een conflict van plichten en heeft de meest zwaarwegende laten prevaleren. Enerzijds was er de plicht om de wet te eerbiedigen, daarnaast bestond de ongeschreven morele plicht om zijn moeder te helpen bij een pijnloze, vredige en humane dood. Heringa zag en voelde haar angst, haar pijn, haar afhankelijkheid en haar machteloosheid. Hij vond dat hij moest handelen. Niets doen zou hem jarenlang schuldgevoelens hebben bezorgd.
De verdediging heeft ook gesteld dat het onmogelijk was om in 2008 een arts te vinden die in deze zaak euthanasie zou hebben toegepast. Dit leidt de verdediging onder meer af uit de jaarverslagen van de Regionale Toetsingscommissies Euthanasie vanaf 2008.
Mocht de rechtbank tot een bewezenverklaring komen en ook het feit strafbaar achten en de verdachte strafbaar achten, dan vindt de verdediging dat kan worden volstaan met een schuldigverklaring zonder oplegging van straf (9a Sr, rechterlijk pardon). Een eis van drie maanden gevangenisstraf voorwaardelijk is zeker twee bruggen te ver gelet op de persoon van verdachte, zijn nobele motieven en zijn handelwijze.
Tenslotte heeft de verdediging de rechtbank gevraagd om ook over de schutting van deze individuele casus te kijken. Er is een kloof ontstaan tussen de wet van 1886 en de huidige praktijk en de opvattingen omtrent ‘voltooid leven’. Het is vanzelfsprekend bekend dat de rechter de wet moet toepassen en dat je voor dit soort vraagstukken in Den Haag moet zijn. Markant is echter dat de huidige Euthanasiewet van 2002 tot stand is gekomen naar aanleiding van diverse vonnissen en arresten van de rechtbanken en gerechtshoven in Nederland. In feite is er sprake van gecodificeerde rechtspraak. Dat zien we vaker bij maatschappelijk- en politiekgevoelige zaken. Dan talmt de wetgever en moet de rechter het voortouw nemen.
De uitspraak is bepaald op 22 oktober a.s. te 13.30 uur.