Taakstraf en rechter
Al jarenlang is het in Nederland mogelijk om een verdachte te
veroordelen tot een taakstraf. Qua zwaarte zit de taakstraf tussen de geldboete
en de gevangenisstraf in. Als advocaat was ik in de jaren ’80 al een groot
voorstander van de taakstraf. Samen met mijn (con)frère Hans heb ik mij toen
ingezet om te realiseren dat de taakstraf een positie zou krijgen als
volwaardige hoofdstraf.
Wij zagen en zien de taakstraf met name als een goed alternatief
voor een gevangenisstraf tot één jaar onvoorwaardelijk. De onvoorwaardelijke
gevangenisstraf heeft namelijk in de praktijk vaak grote consequenties voor de
veroordeelde en zijn omgeving.
Een gevangenisstraf werkt stigmatiserend, leidt niet zelden tot
verlies van baan en relatie en brengt de veroordeelde ook in aanraking met het
gevangenismilieu.
Sedert eind 2011 kan de strafrechter echter niet meer voor alle
misdrijven een taakstraf opleggen. Deze beperking staat geregeld in art. 22b
Sr. Dat is een direct gevolg van een tv-uitzending van het programma Zembla.
Daarin werd – achteraf gezien ten onrechte – beweerd dat strafrechters ook
taakstraffen zouden opleggen voor ernstige gewelds- en zedendelicten.
In de Tweede Kamer ontstond direct een felle discussie en
uiteindelijk greep de wetgever (regering en parlement) snel in. De rechter mag
geen (kale) taakstraf meer opleggen voor feiten die een ernstige inbreuk op de
lichamelijke integriteit van het slachtoffer ten gevolge hebben. Tevens krijgt
een veroordeelde geen taakstraf meer indien hij in de vijf jaren voorafgaand
aan het door hem begane feit wegens een soortgelijk misdrijf al eerder een
taakstraf kreeg opgelegd.
De wetgever heeft – kennelijk – weinig vertrouwen in de
onafhankelijke rechter als het gaat om het opleggen van sancties. Door deze
wetswijziging is de strafrechter deels vleugellam gemaakt. De rechters oordelen
vrijwel unaniem negatief over deze wetsbepaling en stellen dat zij nu niet meer
in staat zijn om maatwerk te leveren in concrete zaken.
In de praktijk zien we nu dat rechters met enige regelmaat art.
22b Sr negeren of omzeilen. Dat is opmerkelijk omdat een rechter immers geacht
wordt de wet toe te passen. Als rechters een wet terzijde schuiven is dat een
duidelijk signaal richting de wetgever!
De minister en staatssecretaris van het Departement van Veiligheid
en Justitie wilden strengere straffen zien voor gewelds- en zedendelicten. We
constateren thans dat de wetswijziging zo nu en dan het tegenovergestelde
bereikt.
Zo redeneert de Rechtbank Den Haag in haar vonnis van 12-09-2014
in een kinderpornozaak: “De rechtbank acht bij uitstek passend aan verdachte een onvoorwaardelijke taakstraf op te leggen. De wetgever heeft de rechter de mogelijkheid daartoe echter uit handen
geslagen.”
Aangezien de rechtbank een gevangenisstraf te zwaar vindt volgt oplegging van een geldboete van € 5.000,--. Zo zijn er meer gevallen te benoemen.
De conclusie is dat de bewindslieden – en niet voor het eerst – in
hun eigen voet schieten dan wel in hun eigen staart bijten. Beide is pijnlijk!
Het is hoog tijd dat de wetgever de gewraakte wetsbepaling schrapt
en de strafrechter weer alle ruimte geeft om, rekening houdend met alle feiten
en omstandigheden van het geval, maatwerk te leveren!
Mr. W. Anker