De rechtbank in Leeuwarden heeft vandaag een 58-jarige inwoonster van Sint Nicolaasga veroordeeld tot een werkstraf van 240 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van vier maanden. De officier van justitie had eerder achttien maanden gevangenisstraf geëist. Daarnaast legde de rechtbank een rij-ontzegging van twee jaren op.
Volgens de rechtbank heeft onze cliënte in haar woonplaats op 10 augustus 2014 zeer onvoorzichtig gereden door een groep jongeren te achtervolgen. Ze wilde deze jongeren aanspreken op hun gedrag. In de periode voor het incident waren de honden van cliënte meermalen opgeruid door jongeren. Tijdens de zoektocht naar de jongens is cliënte met haar auto een pad opgereden en heeft daarbij een tweetal jongens geraakt. Een 14-jarige jongen raakte daarbij zwaar gewond.
Klik hier voor de volledige uitspraak.
De officier van justitie had een gevangenisstraf van achttien maanden geëist wegens poging tot doodslag. De rechtbank volgt echter het pleidooi van raadsman Tjalling van der Goot door te overwegen dat niet is vast te stellen dat cliënte bewust een groot risico heeft genomen dat de jongeren zouden worden aangereden. De rechtbank oordeelt dat er aanwijzingen zijn die de lezing van cliënte – te weten dat zij niet bewust de dood of het zware letsel van de jongens op de koop heeft toegenomen - ondersteunen. Zo blijkt dat ze snelheid heeft geminderd op het pad, dat zij mogelijk een uitwijkmanoeuvre heeft gemaakt, dat zij mogelijk kan hebben geremd en dat niet duidelijk is of een van de jongens ten val is gekomen als gevolg van de aanrijding of eerder ten val is gekomen. De rechtbank neemt in haar beslissing dat geen sprake is van opzet mee dat is vastgesteld dat er een gering snelheidsverschil was tussen de auto en de fietsers.
Cliënte heeft zich niet gerealiseerd dat er een aanzienlijk risico op de dood of zwaar letsel zou zijn. Cliënte heeft het incident altijd een triest ongeval, geen bewuste actie genoemd. De rechtbank spreekt vrij van poging doodslag en het opzettelijk toebrengen van zwaar lichamelijk letsel.
De rechtbank heeft cliënte niet alleen vrijgesproken van opzet op de dood of op zwaar lichamelijk letsel, maar ook de zwaarste vorm van schuld acht de rechtbank niet bewezen. Volgens de rechtbank zijn in de rechtspraak strenge eisen gesteld aan het bewijs van deze vorm van schuld. Aan die eisen is niet voldaan. Wel acht de rechtbank bewezen dat cliënte zeer onvoorzichtig heeft gereden. Dat oordeel is door de verdediging ter zitting ook niet bestreden.
De rechtbank heeft de straf gebaseerd op het landelijke uitgangspunt dat bij deze bewezen (lichtere) vorm van schuld een werkstraf wordt opgelegd. De rechters nemen bij de strafmaat de ernst van de gevolgen mee. Om die reden legt de rechtbank een werkstraf van 240 uren op in combinatie met een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf van vier maanden en een rij-ontzegging van twee jaren.
Cliënte is opgelucht over het feit dat zij geen celstraf behoeft te ondergaan. Zij blijft echter verdrietig over de ernstige gevolgen voor een van de slachtoffers. Ook zij heeft deze gevolgen nimmer gewild. De verdediging zal geen hoger beroep instellen.
Het openbaar ministerie heeft veertien dagen de tijd om hoger beroep in te stellen. Het is niet bekend of van deze mogelijkheid gebruik wordt gemaakt. Cliënte hoopt echter voor alle betrokkenen dat met dit vonnis van de rechtbank een streep kan worden gezet onder de strafrechtelijke afwikkeling van dit betreurenswaardige incident. Zeker in een relatief kleine gemeenschap als die van Sint Nicolaasga is het van belang dat de rust terugkeert.