De rechtbank in Leeuwarden heeft de 45-jarige Rik M. vandaag veroordeeld wegens doodslag op zijn vriendin Miranda Olivier tot zeven jaren gevangenisstraf. Onze cliënt heeft op 27 juni 2014 in Leeuwarden zijn 38-jarige vriendin Miranda Olivier met een messteek om het leven gebracht. De verdediging is tevreden met de uitspraak. Klik hier voor het vonnis.
Het vonnis valt voor cliënt aanzienlijk gunstiger uit dan de eis. Veertien dagen geleden eiste het OM nog zeven jaren gevangenisstraf en tbs met dwangverpleging. Volgens de rechters is tbs niet mogelijk omdat niet kan worden vastgesteld dat er een reële kans is op herhaling van een min of meer soortgelijk delict.
Volgens de rechtbank is geen sprake van voorbedachte raad. Ook is geen sprake van “vol opzet’’. Wel kan zogeheten voorwaardelijk opzet bewezen worden verklaard, hetgeen inhoudt dat cliënt volgens de rechtbank bewust een aanmerkelijk risico heeft aanvaard op de dood van het slachtoffer door met een mes in de richting van haar rug te steken.
Ten aanzien van de straf overweegt de rechtbank dat voor doodslag gemiddeld circa acht jaren gevangenisstraf wordt opgelegd. Dat aantal jaren neemt de rechtbank als uitgangspunt. Er zijn geen strafverhogende omstandigheden bekend geworden. Als strafverminderend neemt de rechtbank mee dat cliënt onbekend is bij justitie, hij niet de intentie had om zijn vriendin te doden, hij zelf zwaar aangeslagen is door het hetgeen hij heeft gedaan, het slachtoffer zelf een kwalijke rol had in de aanloop naar de escalatie op de bewuste avond en cliënt zich open, eerlijk en berouwvol heeft getoond.
Volgens de rechtbank is cliënt enigszins verminderd toerekeningsvatbaar. Ook dit heeft een (enigszins) matigende invloed op de hoogte van de straf. Uiteindelijk legt de rechtbank een gevangenisstraf van zeven jaren op.
In tegenstelling tot het OM in zijn eis overweegt de rechtbank dat tbs niet mogelijk is. Het delict is situationeel bepaald en is tot stand gekomen in wat de deskundigen beschrijven een destructieve relatie. De kans op herhaling wordt niet onaanvaardbaar groot geacht. De wet eist voor tbs dat de verdachte een gevaar vormt voor de veiligheid van anderen. Aan deze wettelijke eis is volgens de rechtbank niet voldaan.
Hoewel een klinische behandeling in een gedwongen kader “zeer wenselijk” wordt geacht, kan deze zonder tbs slechts bij een gedeeltelijke voorwaardelijk op te leggen gevangenisstraf worden opgelegd. Volgens de wet kan een deel voorwaardelijk tot een gevangenisstraf van vier jaren. Een dergelijk lage straf is niet passend.
De verdediging is tevreden met het vonnis. Daarbij is van belang dat conform het pleidooi van raadsman Tjalling van der Goot geen tbs is opgelegd. Bovendien zijn de door de verdediging aangevoerde feiten en omstandigheden als strafverminderend meegewogen. De raadsman had een gevangenisstraf van zes jaren bepleit. In zoverre wijkt het vonnis niet veel van het voorstel van de verdediging af. Indien wordt gerealiseerd dat de gemiddelde behandelduur van de tbs tegenwoordig zo’n tien jaren is, dan komt het vonnis dichtbij de wens van de verdediging en wijkt deze aanzienlijk af van het voorstel van het OM.
De verdediging overweegt sterk om geen hoger beroep in te stellen. De termijn voor hoger beroep, ook voor de officier van justitie, bedraagt veertien dagen.