De wijze waarop door het openbaar ministerie de schuld van een verdachte wordt vastgesteld deugt niet. Dat geldt met name in zogeheten ZSM-zaken en in zaken die door het CVOM worden afgedaan. Dat concludeert de procureur-generaal (PG) bij de Hoge Raad, mr. J.W. Fokkens, naar aanleiding van een onderzoek. Op 13 januari jl. publiceerde hij zijn onderzoeksrapport. Klik hier voor de samenvatting. Helaas sluiten zijn bevindingen en conclusies aan bij de praktijk van ons kantoor. Wij hebben ons meermalen zeer kritisch uitgelaten over ZSM. Klik hier en klik hier voor een paar voorbeelden
In ZSM-zaken wordt binnen een paar dagen een afdoeningsbeslissing genomen. Volgens de PG gebeurt dat in meer dan de helft van de gevallen slechts op basis van door de politie niet-ondertekende processen-verbaal of zelfs op basis van door de politie mondeling aan het OM verstrekte informatie. “De wettelijke waarborgen waarmee de wetgever de schuldvaststelling heeft omringd worden onvoldoende in acht genomen.”, aldus de PG.
In onze praktijk komt het in ZSM-zaken vaak voor dat een strafbeschikking door het OM is opgelegd en dat door de verdediging tegen deze straf verzet is gedaan. Verzet komt in feite neer op een hoger beroep. Nadat verzet is gedaan en door de verdediging het proces-verbaal van de politie is ontvangen, blijkt niet zelden dat het bewijs botweg niet aanwezig is. De strafbeschikking is dus volkomen ten onrechte uitgevaardigd. Een officier van justitie heeft op grond van de wet de bevoegdheid om een strafbeschikking in te trekken. De praktijk leert dat in zaken waarin verzet is gedaan, de officier van justitie nadien de strafbeschikking vaak intrekt. Kennelijk wordt door de officier van justitie dan pas zorgvuldig naar een dossier gekeken.
Dan het CVOM (Centrale Verwerkingseenheid Openbaar Ministerie). Op ons kantoor hebben wij vooral in verkeerszaken (rijden onder invloed, snelheidsovertredingen) met het CVOM te maken. Volgens de PG Fokkens missen bij het CVOM werkzame ambtenaren de bevoegdheid om strafbeschikkingen uit te vaardigen. Bovendien wordt in 16.000 gevallen de schuld vastgesteld en een strafbeschikking uitgevaardigd “zonder dat wordt beoordeeld of er sprake is van voldoende bewijs. (…) Deze gang van zaken is in strijd met de grondgedachte van de wet.”
Het onderzoek van de PG bevestigt helaas een langer levende gedachte op ons kantoor: snelheid in de afdoening van strafzaken is een doel op zich geworden. Snelheid gaat ten koste van de zorgvuldigheid. Dat schaadt de belangen van een verdachte.
Aan alle verdachten die een strafbeschikking hebben ontvangen adviseren wij om een advocaat te raadplegen en verzet te doen. Pas na bestudering van alle stukken kan beoordeeld worden of het bewijs van het verweten feit te leveren is en zo ja, of de door het OM opgelegde straf terecht en proportioneel is.