Het 24-uurs cameratoezicht van Robert M, de 28-jarige hoofdverdachte in de Amsterdamse zedenzaak, moet per direct worden opgeheven. Dat heeft de voorzitter van de Raad voor de Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming (RSJ) op 23 november jl. bepaald. De RSJ besliste op een verzoek van raadsman mr. Tjalling van der Goot om de tenuitvoerlegging van de maatregel te schorsen.
Tot dusver heeft de directeur van de penitentiaire inrichting nog niet bevestigd dat het cameratoezicht is opgeheven.
De RSJ overweegt onder meer: “Gezien het voorgaande en gelet op hetgeen de directeur heeft aangevoerd, te weten dat er geen concrete aanwijzingen zijn voor suïcide of voor schade aan verzoekers gezondheid in het algemeen, bestaan er – naar het voorlopig oordeel van de voorzitter – onvoldoende argumenten om de maatregel nog langer te laten voortduren. Van belang daarbij is dat de psychiater kennelijk heeft geadviseerd om de camaraobservatie op te heffen. Overigens stelt de voorzitter nog vast dat vrees voor ontvluchting in dit geval gesteld noch aannemelijk is geworden. De in art. 34a eerste lid onder d Pbw genoemde belangen nopen daarom – voorlopig oordelend – niet meer tot toepassing van cameraobservatie; het belang van de privacy van verzoeker dient thans zwaarder te wegen. Het verzoek zal worden toegewezen.”
Klik hier voor de volledige tekst van de uitspraak.
Robert M. wordt vanaf de dag van diens aanhouding op 7 december 2010 tot heden permanent door middel van camera’s geobserveerd. De verdediging vecht sinds februari 2011 deze ordemaatregelen aan. De maatregelen worden tweewekelijks door de directeur van de PI verlengd.
Tegen de maatregel van cameratoezicht kan beklag worden ingediend bij de commissie van toezicht. Inmiddels heeft de verdediging 23 klaagschriften ingediend, telkens betrekking hebbend op een maatregel van cameratoezicht voor de duur van twee weken. Tegen een beslissing van de commissie van toezicht kan door de gedetineerde of de directeur beroep worden aangetekend bij de RSJ. Na het indienen van een klacht bij de commissie van toezicht kan de voorzitter van de RSJ worden gevraagd de tenuitvoerlegging van de maatregel te schorsen. Van die laatste mogelijkheid is in de onderhavige kwestie door de verdediging nu gebruik gemaakt.
De RSJ heeft in augustus jl. in hoogste instantie geoordeeld dat de ordemaatregel in februari jl. onrechtmatig was. De commissie van toezicht heeft in een aantal uitspraken beslist dat ook in de periode van februari tot en met juli 2011 de directeur in strijd met de wet handelde bij het uitvaardigen van de maatregel van cameratoezicht. In juridische zin hebben aldus diverse rechtsprekende instanties geoordeeld dat de directeur onrechtmatig handelt.
Feitelijk echter is de maatregel tot dusver door de directeur gehandhaafd. Deze directeur heeft bij diverse gelegenheden laten weten dat hij bij het nemen van zijn beslissing wordt geïnstrueerd door de directie gevangeniswezen en het departement van Veiligheid & Justitie. In tegenstelling tot alle eerdere uitspraken, waarin geoordeeld werd over het verleden, heeft de voorzitter van de RSJ met de beslissing van 23 november jl. geoordeeld over de huidige situatie. De directeur zal deze beslissing moeten respecteren. Er bestaat geen beroepsmogelijkheid.
De huidige beslissing betreft een voorlopige, te weten tot het moment waarop de commissie van toezicht op het ingediende beklag tegen de maatregel heeft beslist.
Onze cliënt is tevreden dat zijn detentiesituatie thans zal worden genormaliseerd.