Op 23 november jl. heeft de voorzitter van de Raad voor de Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming (RSJ) bepaald dat met onmiddellijke ingang het cameratoezicht van de 28-jarige hoofdverdachte in de Amsterdamse zedenzaak, Robert M., wordt opgeheven. De RSJ besliste op een verzoek van raadsman mr. Tjalling van der Goot om de tenuitvoerlegging van de maatregel te schorsen.
Robert M. wordt vanaf de dag van diens aanhouding op 7 december 2010 tot heden permanent door middel van camera’s geobserveerd. De verdediging tracht sinds februari 2011 deze ordemaatregelen aan te vechten. De maatregelen worden tweewekelijks door de directeur van de PI verlengd.
De directeur heeft het cameratoezicht echter na de beslissing van de RSJ niet opgeheven maar op 24 november jl. een nieuwe – aangepaste – maatregel uitgevaardigd. Op basis van deze maatregel is cameratoezicht opgelegd – kort gezegd – gedurende de nacht.
In de visie van de verdediging omzeilt de directeur met deze handelwijze op onrechtmatige wijze de beslissing en de bedoeling van de RSJ. De situatie is immers identiek aan die van afgelopen week. De voorzitter van de RSJ heeft in zijn beslissing van 23 november jl., waarin het cameratoezicht is beëindigd, geen onderscheid gemaakt tussen dag en nacht.
Inmiddels is door de verdediging (wederom) een klaagschrift ingediend tegen deze maatregel bij de commissie van toezicht. Daarnaast is, voor de vierde maal in drie maanden, een verzoek gericht aan de voorzitter van de RSJ om de tenuitvoerlegging van het cameratoezicht met onmiddellijke ingang te schorsen. Naar verwachting zal nog deze week door de voorzitter van de RSJ en beslissing worden genomen.