Het gerechtshof in Leeuwarden heeft op 15 juni jl. een 45-jarige man uit Drachten veroordeeld wegens het vernielen/illegaal kappen van een groot aantal bomen/struiken op het erf van de buren. Aan onze cliënt werd opgelegd een werkstraf van 120 uren, waarvan de helft voorwaardelijk. Onze cliënt dient derhalve 60 uren werkstraf te verrichten.
Het opmerkelijke aan deze zaak is gelegen in het spectaculaire verschil tussen het vonnis van de politierechter in eerste aanleg en de uitspraak in hoger beroep.
De politierechter te Leeuwarden had op 24 september 2010 onze cliënt veroordeeld tot 180 uur werkstraf en een geldboete van maar liefst € 50.000,=. De officier van justitie had voor dit feit alleen een werkstraf van 60 uren gevraagd en geen boete.
De verdachte is tegen het vonnis in hoger beroep gekomen en heeft mr. Hans Anker gevraagd hem in de beroepsprocedure als raadsman bij te staan. Opmerkelijk is dat de officier van justitie niet in beroep is gegaan. Dit ondanks het feit dat de politierechter vele malen over de eis heen ging.
De raadsman wees het hof op het feit dat een geldboete een straf is en dat aldus de straf in verhouding moet staan tot de aard en ernst van het feit (delictsevenredigheid). Ook was er volgens hem door de rechter in eerste aanleg gehandeld in strijd met het draagkrachtbeginsel.
Uiteindelijk vernietigde het hof het vonnis van de politierechter en legde in het geheel geen geldboete op voor dit feit. Een ‘besparing’ voor onze cliënt van € 50.000,=. Aan cliënt werd in appel alleen een werkstraf: 120 uur waarvan de helft voorwaardelijk opgelegd.
Een voorbeeld van een zaak waarin het instellen van beroep wel loont!