Het gerechtshof in Leeuwarden heeft op 27 mei wegens moord tien jaar celstraf opgelegd aan een 21-jarige inwoner van leeuwarden in de zaak ‘Niels Kooistra’. De rechtbank in Leeuwarden had cliënt in 2008 tot twaalf jaar gevangenisstraf veroordeeld. Twee weken terug had het OM eveneens twaalf jaren geëist.
Cliënt wordt er van verdacht op 2 augustus 2008 zijn stadgenoot Niels Kooistra met een priem te hebben gestoken. Het slachtoffer is diezelfde nacht opgenomen in het ziekenhuis en op 15 augustus 2008 overleden. Cliënt heeft altijd aangegeven dat het niet de bedoeling was om het latere slachtoffer om het leven te brengen. Volgens cliënt was het een uit de hand gelopen ruzie.
De raadslieden mrs. Tjalling van der Goot en Wim Anker betoogden eerder dat niet moord (voorbedachte rade) maar doodslag bewezen zou kunnen worden verklaard. Volgens het hof echter is het bewijs van moord te leveren omdat er twee (korte) momenten zijn geweest waarop onze cliënt heeft kunnen nadenken over de gevolgen. Die momenten zijn er volgens de raadsheren geweest ten tijde van de tweede laatste confrontatie, toen cliënt in twee verschillende fases met een priem heeft gestoken. Daarentegen overweegt het gerechtshof dat geen sprake is van een vooropgezet plan of van een voorbereiding. Ook is geen sprake van wraakzucht, zoals het openbaar ministerie aanvoerde. Het is – in de visie van de verdediging – een ‘net over de lijn-moord’. Mede om die reden legt het hof een lagere straf op dan de rechtbank.
Naast de ernst van het feit en het leed dat aan de nabestaanden is toegebracht, weegt het hof in de strafmaat mee dat cliënt ten tijde van het delict net achttien jaren was, nog thuis woonde, schoolgaand was en oprecht spijt heeft. Ook stelt het hof gelet te hebben op de indrukwekkende brief die de ouders van onze cliënt hebben opgesteld en welke brief in het dossier is gevoegd.
De verdediging is van mening dat het arrest evenwichtig is. Het bewijs voor moord is daarentegen uitermate mager; de motivering van de voorbedachte rade zou in cassatie kunnen worden aangevochten. Aan de andere kant is de opgelegde straf twee jaren minder dan in eerste aanleg. Met dat laatste is cliënt tevreden. Ook vindt hij van belang dat voor hem positieve punten (jeugdige leeftijd, spijt, geen plan, positie ouders) door het hof zijn meegewogen en expliciet zijn benoemd.
De verdediging beraadt zich omtrent het instellen van cassatie. De termijn hiervoor bedraagt veertien dagen.
Klik hier voor de uitspraak.