De raadkamer van de rechtbank in Leeuwarden besliste heden in een zaak tegen een 55-jarige inwoner van Joure tot teruggave van een in beslag genomen rijbewijs. Het rijbewijs van cliënt was op 7 juni jl. in beslag genomen nadat hij tegen vijf uur ’s ochtends was staande gehouden op de A7 nabij Heerenveen. Volgens de politie reed cliënt 192 km/u waar 120 km/u is toegestaan. Opmerkelijk is de overweging die de raadkamer wijdt aan het optreden van het CVOM (het onderdeel van het openbaar ministerie dat onder meer de procedure rondom de inhouding van het rijbewijs regelt).
Cliënt wordt bijgestaan door mr. Tjalling van der Goot.
Volgens de wet dient de officier van justitie binnen tien dagen na invordering van het rijbewijs door de politie een beslissing te nemen omtrent het verdere inhouden van het rijbewijs. Deze inhouding kan voor een lange periode. Maakt de officier van justitie van de mogelijkheid geen gebruik, dient hij het rijbewijs ‘onverwijld’ terug te geven.
In kringen van advocaten wordt al langer gemopperd op de schimmige procedures bij het CVOM in Utrecht rondom de datering van de beslissing. In brieven aan verdachten wordt nadien de beslissing tot inhouding kenbaar gemaakt. Het is niet bekend of deze brieven aangetekend worden verzonden. In sommige gevallen stelt de verdachte geen brief te hebben ontvangen. In andere gevallen wordt in de brief geen melding gemaakt van de datum van de beslissing tot inhouding. In enkele gevallen komt het voor dat door medewerkers van het CVOM mondeling via de telefoon andere mededelingen worden gedaan dan later schriftelijk in de brief van de officier van justitie van het CVOM staat vermeld (bijv. ten aanzien van da datum van de beslissing, de datering van de brief aan de verdachte of de wijze van verzending).
In de onderhavige zaak stelt de cliënt geen beslissing tot inhouding van het rijbewijs te hebben ontvangen. Wel bevatte het strafdossier een brief van het CVOM. In die brief werd medegedeeld dat het rijbewijs vier maanden zou worden ingehouden. De brief was gedateerd op 19 juli, zijnde buiten de eerder genoemde tien-dagen termijn. Ter zitting bleek dat er een beslissing van de officier van justitie bij het CVOM was die op 18 juli jl. was gedateerd. Volgens het OM zou de tien-dagen termijn aflopen op 17 juli (tien dagen na 7 juli), doch – nu deze dag een zondag betrof – eindigde de termijn op 18 juli. Volgens het OM was dus tijdig tot inhouding van het rijbewijs beslist.
De raadkamer oordeelde evenwel anders. Hoewel de wet niet regelt dat de beslissing tot inhouding aan de verdachte moet worden kenbaar gemaakt (slechts dat de beslissing moet worden genomen), leest de raadkamer dit vereiste wel in de wet. De strekking van de wet is dat de verdachte zo snel mogelijk in kennis wordt gesteld van een ingrijpende beslissing zoals het inhouden van het rijbewijs. Omgekeerd eist de wet ook dat het rijbewijs ‘onverwijld’ wordt terug gegeven als niet tot inhouding wordt beslist. Nu de rechter niet kon vaststellen dat daadwerkelijk de beslissing tot inhouding was verzonden en cliënt betwistte enige brief van het CVOM te hebben ontvangen, gelastte de raadkamer de teruggave van het rijbewijs.
Overigens zou cliënt – volgens de raadkamer – het rijbewijs ook hebben terug gekregen vanwege zwaarwegende persoonlijke belangen.
De praktijk rondom de inhouding van het rijbewijs zal voortaan anders moeten worden ingericht. Beslissingen tot inhouding zouden aangetekend moeten worden verzonden dan wel moeten worden betekend. Op deze wijze kan geen enkele discussie ontstaan omtrent de verzending en ontvangst van dergelijke brieven. Daarnaast is van belang dat de beslissing tot inhouding dezelfde dag schriftelijk wordt medegedeeld aan de verdachte, zodat deze laatste ‘onverwijld’ op de hoogte raakt. Dat laatste is een eis die de raadkamer van de rechtbank in Leeuwarden stelt.