De kantonrechter in Leeuwarden heeft op 16 mei jl. een 38-jarige inwoner van Leeuwarden vrijgesproken van een snelheidsovertreding. De man werd verdacht de maximumsnelheid te hebben overschreden op de Overijsselseweg in Leeuwarden ter hoogte van Goutum op 2 november 2012. Een politieambtenaar had een lasermeting uitgevoerd. In een op ambtseed opgemaakt proces-verbaal had deze politieman gerelateerd dat onze cliënt 135 km/u had gereden waar 80 km/h is toegestaan.
De vrijspraak door de rechter is opmerkelijk. Het bewijs dat een verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, kan namelijk volgens de wet door de rechter worden aangenomen op basis van een op ambtseed opgemaakt proces-verbaal (artikel 344, tweede lid van het wetboek van strafvordering). Juist in kwesties als deze, een vermeende snelheidsoverschrijding, is er veelal geen ander bewijsmateriaal dan de constatering door één agent.
Tegen de wettelijke bepaling is in de loop van de jaren veel kritiek. Ter illustratie wordt verwezen naar een redactioneel artikel van mr. Hans Anker in de Nieuwsbrief Strafrecht uit 2008. Hij sluit zijn commentaar af met de woorden: “Moet het tweede lid van art. 344 zo langzamerhand dan ook niet verdwijnen uit ons wetboek? Een aanzet tot een discussie.” Klik hier voor het redactionele artikel van mr. Anker.
Onze cliënt ontkende vanaf het begin. Hij ontkende stellig. Direct na de staandehouding had hij zijn ongeloof over de gereden snelheid reeds geuit. Bovendien was de door de cliënt gereden snelheid niet direct voor de hand liggend, nu de overtreding in de drukke spits om 16.30 uur gemaakt zou zijn.
Raadsman mr. Nico de Vries vocht de betrouwbaarheid van het proces-verbaal aan. Hij betoogde dat niet uitgesloten kan worden dat de agent een vergissing had gemaakt. De kantonrechter sloot zich daarbij aan. Ondanks een op ambtseed opgemaakt proces-verbaal sprak de rechter onze cliënt vrij.
De uitspraak is wellicht een zetje in de richting van het afschaffen van art. 344, tweede lid van het Wetboek van strafvordering.
Door het openbaar ministerie is geen hoger beroep ingesteld. De vrijspraak is daarmee onherroepelijk.