De politierechter in de rechtbank Noord-Nederland heeft heden in de zittingslocatie Leeuwarden een opmerkelijk vonnis in een hennepkwestie gewezen. De uitspraak betekent in de visie van raadsman mr. Tjalling van der Goot dat het verhuren van bedrijfsruimte inhoudt dat de verhuurder strafrechtelijk aansprakelijk is indien in de verhuurde ruimte later een hennepkwekerij blijkt te zijn gehuisvest.
De casus is eenvoudig. Onze cliënt huurde in 2011 een loods in Grou. Een deel van deze loods werd door cliënt onderverhuurd. Deze onderhuurder was toevalligerwijs op het terrein van cliënt langs gekomen. Cliënt had geen gegevens van deze man. Omdat cliënt geldzorgen had, was hij geïnteresseerd in mogelijke onderverhuur. Toen de onderhuurder een contant bedrag bood voor de huur van de eerste maanden, is cliënt akkoord gegaan.
Cliënt had geen toegang tot de onderverhuurde ruimte. Hij had ook geen sleutel. Noch cliënt noch omwonenden hebben ooit iets waargenomen dat zou kunnen duiden op een kwekerij. Er was bovendien geen afwijkend stroomverbruik.
Op enig moment bleek in de onderverhuurde ruimte een hennepkwekerij te zijn opgezet. De onderhuurder is nimmer getraceerd. Onze cliënt is vervolgd.
De politierechter sprak cliënt vrij van opzettelijke betrokkenheid bij de kwekerij. Ook achtte zij medeplichtigheid niet bewezen. Wel achtte zij bewezen dat cliënt zich had schuldig gemaakt aan de niet-opzettelijke variant van het aanwezig hebben van hennep. De raadsman had nog aangevoerd dat voor deze variant minst genomen moet worden vastgesteld dat de hennep zich in de machtssfeer van cliënt heeft bevonden. Dat was in zijn visie niet het geval, gelet op de geschetste feiten en omstandigheden. Volgens de rechter daarentegen is het onderverhuren van een ruimte aan een onbekende persoon vaag. Volgens de rechter impliceert dit dat cliënt actie had moeten ondernemen om te verifiëren dat er geen illegale activiteiten worden ondernomen in deze ruimte. Cliënt is veroordeeld tot een voorwaardelijke geldboete van € 500.
Met deze uitspraak wordt in de visie van de verdediging de grens van strafbaarheid ten onrechte opgerekt. Er is immers geen rechtsregel die voorschrijft dat louter mag worden (onder)verhuurd aan personen waarvan personalia bekend zijn. In feite introduceert de rechter een risico-aansprakelijkheid voor de verhuurder door te oordelen dat een verhuurder aansprakelijk is voor activiteiten in het verhuurde pand. Indien deze uitspraak geldend recht zou zijn, zou dat het strafrecht op een hellend vlak brengen. Veel verhuurders kunnen dan worden vervolgd, domweg omdat zij geen controle hebben uitgeoefend op hetgeen in de verhuurde ruimte gebeurt. Met de rechter is de verdediging weliswaar van mening dat het verhuren aan onbekenden wellicht niet verstandig is, maar het voert te ver om de verhuurder om die reden strafrechtelijk aansprakelijk te stellen voor strafbaar gedrag in de verhuurde ruimte. Om die reden overweegt de verdediging hoger beroep. In dat geval kan de zaak worden beoordeeld door het gerechtshof.