Volgens de Hoge Raad is een 36-jarige man uit Harlingen niet schuldig aan verkrachting. Onze cliënt wordt ervan verdacht dat hij op 4 december 2008 in het MCL-ziekenhuis in Leeuwarden een schoonmaakster een tongzoen had gegeven. Om van verkrachting te kunnen spreken is ‘seksueel binnendringen’ tegen de wil noodzakelijk. In tegenstelling tot de rechtspraak tot dusver kan volgens de Hoge Raad een tongzoen op zichzelf wel het binnendringen van het lichaam met een seksuele strekking opleveren, maar kan deze in redelijkheid niet op één lijn worden gesteld met geslachtsgemeenschap of een wat betreft de ernst van de inbreuk op de seksuele integriteit daarmee vergelijkbare gedraging, zodat een afgedwongen tongzoen voortaan niet meer als "verkrachting" in de zin van art. 242 Sr kan worden gekwalificeerd. De Hoge Raad komt daarmee terug op eerdere rechtspraak, waarin elk binnendringen met een seksuele lading als verkrachting kon worden gekwalificeerd.
Cliënt is in eerste aanleg en in hoger beroep bijgestaan door raadsman mr. Tjalling van der Goot. Zowel van de rechtbank in Leeuwarden als in hoger beroep werd onze cliënt wegens verkrachting veroordeeld tot een werkstraf van 240 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van vier maanden. In cassatie zijn de belangen van cliënt behartigd door mr. Jan Boksem.
In december 2008 was onze cliënt in een ziekenhuis in Leeuwarden aanwezig in verband met een controlebezoek van diens moeder. In het (heren)toilet trof hij een schoonmaakster. Cliënt maakte deze vrouw complimenten. Hij stelt haar te hebben willen 'versieren'. Op enig moment stelt hij haar een tongzoen te hebben gegeven. Volgens cliënt heeft de vrouw “meegedaan met het zoenen”. De vrouw daarentegen heeft verklaard dat de tongzoen tegen haar wil was gegeven.
Ons kantoor maakt zich al jaren sterk voor verandering van de wetgeving op dit gebied. Klik hier voor een artikel uit 2010 van mr. Hans Anker in de Nieuwsbrief Strafrecht over deze problematiek. In de praktijk lopen wij als verdedigers steeds aan tegen de gevolgen die de kwalificatie voor en tongzoen heeft. Zoals de Hoge Raad in zijn arrest van heden reeds aanhaalt, is onder meer het verkrijgen van een verklaring omtrent het gedrag uiterst lastig na een veroordeling wegens ‘verkrachting’. Met name in jeugdzaken komt de opgedrongen tongzoen voor. De uitspraak van de Hoge Raad in de zaak van onze cliënt komt in grote mate aan deze nadelige effecten van een veroordeling wegens ‘verkrachting’ tegemoet. Het is voor de praktijk een uiterst belangwekkende uitspraak.
De Hoge Raad heeft de zaak teruggewezen naar het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. Het hof zal dan de zaak opnieuw moeten beoordelen, doch enkel voor wat betreft het subsidiair ten laste gelegde feit (aanranding van de eerbaarheid, artikel 246 Wetboek van Strafrecht). Ook dan is een principieel aspect aan de orde. De verdediging heeft in feitelijke aanleg steeds aangevoerd dat onvoldoende wettig bewijs voorhanden is. Immers, tegenover de aangifte van de vrouw staat de verklaring van de man die aangeeft dat de contacten tussen hem en de aangeefster vrijwillig waren. Klik hier voor opiniërend artikel uit 2011 over de effecten van de veroordeling in deze zaak.
Het is nog niet bekend wanneer de zaak in hoger beroep wordt behandeld.