Het openbaar ministerie heeft op 23 augustus jl. geëist dat aan onze cliënt, een 37-jarige inwoner van Haaksbergen, een gevangenisstraf van vier jaren en tbs met verpleging van overheidswege zou moeten worden opgelegd. Volgens de officier van justitie is cliënt verantwoordelijk voor de gewelddadige dood van zijn vriendin, de 36-jarige Karin Bok. Hij heeft op 10 augustus 2012 meermalen met een mes in het lichaam gestoken. Volgens de officier van justitie is moord niet te bewijzen, er is geen sprake van voorbedachten rade. Wel is in de visie van het OM sprake van doodslag. Het OM stelt dat onze cliënt ten tijde van de feiten sterk verminderd toerekeningsvatbaar was.
Raadsman mr. Evert van der Meer bepleitte eveneens vrijspraak van moord. Wel is volgens hem doodslag te bewijzen. In zijn visie was cliënt ten tijde van het feit volledig ontoerekeningsvatbaar. Hij refereerde aan een uitlating van een deskundige van het Pieter Baan Centrum die ter zitting verklaarde dat de kans dat cliënt volledig ontoerekeningsvatbaar was groter is dan de kans dat de feiten hem in sterk verminderde mate kunnen worden toegerekend. De scheidslijn tussen geheel ontoerekeningsvatbaar en sterk verminderd toerekenbaar is volgens deze deskundige ‘flinterdun’. Het PBC heeft geen keiharde uitspraak over de mate van toerekenbaarheid kunnen doen. Van der Meer bepleitte vanwege de ontoerekenbaarheid ontslag van alle rechtsvervolging en het opleggen van de tbs-maatregel.
Mocht de rechtbank cliënt niet ontslaan van rechtsvervolging , heeft de verdediging voorgesteld om een straf gelijk aan de duur van het voorarrest op te leggen (ca. één jaar). In dat geval kan de tbs-behandeling spoedig aanvangen. Ook is de rechtbank in overweging gegeven toepassing te geven aan een bevoegdheid in de wet om in het vonnis een advies op te nemen omtrent de ingangsdatum van de tbs.
De rechtbank doet uitspraak op 6 september a.s.