Het gerechtshof in Amsterdam heeft heden Robert M. veroordeeld tot een gevangenisstraf van negentien jaren en tbs met dwangverpleging. Het hof heeft bewezen verklaard dat onze cliënt enkele tientallen jonge kinderen seksueel heeft misbruikt en dat hij afbeeldingen van kinderpornografische aard heeft vervaardigd, in zijn bezit heeft gehad en heeft verspreid. Het openbaar ministerie had eerder in hoger beroep twintig jaren gevangenisstraf en tbs geëist.
De beide raadslieden Tjalling van der Goot en Wim Anker hadden onder meer bepleit dat de doorzoeking in de woning van onze cliënt onrechtmatig was. Om die reden zou het resultaat van de doorzoeking voor het bewijs moeten worden uitgesloten (m.n. de afbeeldingen op de computer en mobiele telefoons). Het gevolg van deze onrechtmatigheid zou moeten zijn dat cliënt van een groot deel van de feiten zou moeten worden vrijgesproken. Het hof volgt ook deze redenering van de verdediging. “Nu de verdachten niet zonder meer toestemming wilden geven voor de doorzoeking, maar dit afhankelijk maakten van de toestemming van de ander, kan niet worden gezegd dat sprake was van een doorzoeking van de woning met toestemming van de bewoner(s). In dat geval had alleen de rechter-commissaris kunnen beslissen tot doorzoeking van de woning. Deze is echter niet bij de doorzoeking betrokken. Dat wil zeggen dat sprake is van een vormverzuim in het voorbereidend onderzoek. Dit kan niet meer worden hersteld door de rechter-commissaris alsnog in te schakelen, aangezien de doorzoeking reeds heeft plaatsgevonden.” Het gerechtshof verbindt aan dit vormverzuim echter niet het door de verdediging bepleite rechtsgevolg van bewijsuitsluiting aan, maar volstaat met de constatering dat een rechtsregel niet is nageleefd.
Het hof heeft de door de raadslieden naar voren gebrachte argumenten die tot strafvermindering zouden moeten leiden niet overgenomen. Het feit dat onze cliënt heeft bijgedragen aan zijn eigen veroordeling door ruimhartig te bekennen en aldus coöperatief is geweest in het opsporingsonderzoek, leidt volgens het hof niet tot strafmatiging. “Deze strafzaak betreft immers zo vele kinderen, die in totaal zo verschrikkelijk vele malen ernstig seksueel zijn misbruikt en waarvan zulke enorme hoeveelheden kinderpornografisch materiaal zijn gemaakt, dat de medewerking van de verdachte daartegen geenszins kan opwegen. Tegen die achtergrond bezien valt de coöperatieve houding van de verdachte na diens aanhouding in het niet.”
Het gerechtshof heeft het voorstel van de verdediging om een advies in het arrest op te nemen omtrent een (vervroegde) ingangsdatum van de tbs-behandeling verworpen. Dit ondanks het feit dat de deskundigen verklaren dat vanuit gedragsdeskundig oogpunt een spoedige behandeling de voorkeur geniet. “Zoals (…) naar voren komt, vloeit de gestelde wenselijkheid van een spoedige behandeling louter voort uit het door de deskundigen gehanteerde behandelperspectief en zijn andere factoren, bijvoorbeeld de ernst van de feiten, door hen - terecht - buiten beschouwing gelaten. Het hof kan aan dergelijke andere factoren evenwel niet voorbijgaan. In het bijzonder de ernst van de feiten, de omvangrijke schaal waarop die hebben plaatsgevonden, de schade die aan kinderen is berokkend en het leed dat gezinnen is aangedaan, brengen naar het oordeel van het hof mee dat moet worden afgezien van een advies dat strekt tot aanvang van de TBS voordat de verdachte twee derde van de op te leggen gevangenisstraf heeft uitgezeten.”
De verdediging is teleurgesteld in de uitspraak. Enerzijds omdat aan de onrechtmatige doorzoeking geen consequenties zijn verbonden, anderzijds omdat geen rekening is gehouden van strafverzachtende omstandigheden. Bovendien heeft het gerechtshof de verdediging niet willen volgen in haar pleidooi om een spoediger opname in een tbs-kliniek te bewerkstelligen.
De verdediging beraadt zich omtrent het instellen van beroep in cassatie. De termijn hiervoor bedraagt veertien dagen.
Klik hier voor de uitspraak.