Op zondag 11 november jl. is door Omrop Fryslân de maandelijkse (Friestalige) gesproken column van Tjalling van der Goot op de radio uitgezonden.
Hieronder volgt de Nederlandse vertaling:
“Zorgen over de rechtsstaat.
Ik maak mij zorgen over de rechtsstaat. Dat zijn zware woorden om mee te beginnen, maar ik kan het uitleggen.
In ons land hebben wij een rechtsstaat. Een belangrijk onderdeel van een rechtsstaat is dat over problemen door een onafhankelijke rechter een oordeel kan worden geveld. De rechter heeft geen eigenbelang en kan alle belangen afwegen om een goede en rechtvaardige beslissing te nemen. In strafzaken betekent dit dat de rechter kijkt naar de belangen van de maatschappij, van slachtoffers maar met name ook naar de belangen van een verdachte. Juist deze onafhankelijke rechter komt in gevaar. Een paar voorbeelden.
Een paar jaar geleden is in de wet ingevoerd dat niet alleen de onafhankelijke rechter maar ook het Openbaar Ministerie straffen kan opleggen. Dat kan voor alle overtredingen (te denken valt aan te hard rijden) en misdrijven waar de wet een straf van maximum van zes jaar op heeft gesteld. Grofweg kunnen meer dan de helft van alle strafbare feiten in aanmerking komen voor een straf van het Openbaar Ministerie. Maar het Openbaar Ministerie is geen rechter en al helemaal niet onafhankelijk. In de praktijk blijkt het standpunt van de rechter ook vaak te verschillen van het standpunt van de officier van justitie, bijvoorbeeld op het gebied van het bewijs of over de hoogte van de straf. En straft het OM zorgvuldig genoeg? Ik wijs op een op zijn minst zorgelijke uitlating van een officier van justitie in het OM-maandblad Opportuun die oppert dat hij voor het opleggen van een straf in eenvoudige zaken in de toekomst helemaal geen dossier meer nodig heeft. Ik zal u zeggen, ik wel! Een straf is prima, maar dan wil ik wel weten dat het bewijs aanwezig is en dat dit bewijs op een rechtmatige wijze tot stand is gekomen. Dat is zorgvuldig. Er zijn op de wereld niet veel landen te vinden waar de openbare aanklager opspoort, vervolgt, een straf oplegt en deze straf ook zelf ten uitvoer legt. In ons land kan dat wel. De rechter wordt op deze wijze buiten spel gezet.
Sinds begin dit jaar is in de wet vastgelegd dat rechters bij ernstige gewelds- en zedenzaken geen werkstraf meer kunnen opleggen. Ook al is de rechter na weging van alle belangen van mening dat een gevangenisstraf in dit geval niet zou moeten, dan nog moet de rechter een gevangenisstraf opleggen. Dat is niet een onafhankelijke rechter in een rechtsstaat. Dat lijkt meer op een rechter met de handen op de rug, ingekapseld met instructies.
Sinds dit jaar mag de rechter ook geen taakstraf meer opleggen als de verdachte eerder een taakstraf opgelegd heeft gekregen die mislukt is. En ook dat is een beperking van de rechterlijke vrijheid. Want als die eerdere taakstraf nu eens is opgelegd in een tijd met veel problemen in het leven van de verdachte en hij inmiddels zijn zaakjes wel op orde heeft? Dan zou een gevangenisstraf de verdachte opnieuw in de problemen kunnen brengen. Daar heeft, zou je zeggen, niemand belang bij. Nee, de rechter wordt verboden om een werkstraf op te leggen, ook al vindt hij een werkstraf de beste straf. Geen onafhankelijke rechter dus.
Er is een wetsvoorstel aanhangig gemaakt waarin minimumstraffen worden geregeld. In dat voorstel worden rechters verplicht om de helft van het strafmaximum op te leggen in ernstige geweldszaken als de verdachte de laatste tien jaar wegens een ernstig feit is veroordeeld. Los van het feit dat aangetoond kan worden dat zwaar straffen de kans op herhaling van een nieuw strafbaar feit niet kleiner maakt, kunnen op basis van dit wetsvoorstel absurde situaties voorkomen. Een tongzoen bijvoorbeeld, dat is in het geval deze onder dwang tot stand is gekomen – juridisch bezien – verkrachting. Daar staat maximaal twaalf jaar gevangenisstraf op, maar rechters leggen natuurlijk voor een dergelijk feit veelal een hele lage straf op. Meestal een werkstraf. In dit voorstel wordt de rechter verplicht gesteld om bij een nieuwe tongzoen zes jaar gevangenisstraf op te leggen. De rechterlijke vrijheid belandt aldus in de vuilnisemmer.
En dan afgelopen week het regeerakkoord. In dat akkoord staat dat in zaken waar een slachtoffer bij betrokken is en waarin de rechter een gevangenisstraf van een jaar of meer opgelegd heeft, de straf direct ten uitvoer moet worden gelegd. Dus niet het hoger beroep afwachten, nee direct zitten. Ook daarmee gaat het nieuwe kabinet op de stoel van de rechter zitten. Want de rechter kan ook nu al bij een veroordeling bepalen dat een zich niet in voorlopige hechtenis bevindende verdachte moet worden vastgezet na een veroordeling. Gevangenneming noemt men dat. Daarvan wordt echter niet vaak gebruik gemaakt, omdat de rechter weet dat in hoger beroep de veroordeling wel eens onderuit kan worden gehaald. En leg het dan maar eens uit! Een vrijspraak in hoger beroep impliceert in zo’n geval dat de gewezen verdachte vóór die vrijspraak al wel geruime tijd heeft vastgezeten. Een schadevergoeding is het enige dat dan nog resteert. Maar geld is toch heel wat anders dan vrijheid. Ook met dit voornemen van het nieuwe kabinet krijgt de onafhankelijkheid van de rechter een schop na.
Is de rechtsstaat in gevaar? Ik zei in mijn inleiding dat ik mij over de rechtsstaat zorgen maak. De voorbeelden die ik heb genoemd, morrelen aan de taak en functie van de rechter. De rechter moet als onafhankelijk instituut, zonder belangen, oordelen. Als zelfs zo’n fundament onder de rechtsstaat wordt aangetast, zou iedereen zich zorgen moeten maken over deze rechtsstaat."