De rechtbank in Alkmaar heeft vandaag een 40-jarige inwoner van Den Helder vrijgesproken van doodslag op zijn zeven weken oude zoontje Nolan. Het OM verweet onze cliënt dat hij op 26 mei 2014 in zijn woning in Den Helder fors geweld had gebruikt, waardoor zijn zoontje moest worden opgenomen in het ziekenhuis. Twee dagen later is het zoontje overleden. Bij medisch onderzoek bleek dat sprake was van hersenschedelletsel en diverse botbreuken. Het OM had een gevangenisstraf van drie en een half jaar geëist. Raadsman Tjalling van der Goot had ter terechtzitting vrijspraak bepleit.
Klik hier voor de volledige uitspraak.
De rechtbank verwijst naar het feit dat zowel bij sectie als later door een forensisch arts van het NFI is geconcludeerd dat sprake is geweest van forse impact (geweld) en/of een heftig schudincident. Door de verdediging ingeschakelde medische deskundigen concludeerden daarentegen dat sprake moet zijn geweest van een zeldzame nieraandoening RTA. Als gevolg van deze aandoening is sprake geweest van zeer broze botten die botbreuken tot gevolg kunnen hebben gehad. Het zoontje van cliënt had gedurende zijn korte leven overigens een medische voorgeschiedenis, met onder meer een ziekenhuisopname. Omdat de rechtbank van oordeel is dat de aandoening RTA onvoldoende onderbouwd is, volgt de rechtbank in beginsel de conclusies van het NFI.
Voor een bewezenverklaring is niet alleen wettig bewijs vereist, de rechtbank moet ook de overtuiging hebben. De rechtbank heeft overwogen niet overtuigd te zijn dat cliënt zich aan het geweld heeft schuldig gemaakt. Daarbij weegt mee dat het zoontje zeer gewenst was, dat het gezin niet bekend was bij hulpverleningsorganisaties, dat er geen zorgen zijn geuit over de opvoedingssituatie, dat cliënt onbekend was en is bij justitie, dat er geen sprake is van psychische problemen en dat bij de dochter van cliënt –ook na onderzoek hieromtrent - geen bijzonderheden aan de orde zijn.
Bovendien kan het geweld volgens het NFI alleen zijn toegepast op het moment dat cliënt zijn zoontje op de bovenverdieping van de woning naar bed bracht. Op dat moment waren naast de echtgenote van cliënt ook twee bevriende personen op kraamvisite. Beneden stond de babyfoon op tafel. Via deze babyfoon hebben de aanwezigen kunnen meeluisteren. Er zou volgens de tenlastelegging sprake moeten zijn geweest van forse impact of een heftig schudincident. Geen van de aanwezigen in de woning hebben via de babyfoon geluiden gehoord die met dergelijk fors geweld te rijmen vallen.
De rechtbank overweegt om deze redenen aanzienlijk twijfel te hebben over de niet-accidentele doodsoorzaak.
Daar komt bij dat uit onderzoek niet is gebleken dat sprake was van een bijzondere gemoedstoestand van het zoontje. Hij had niet langdurig gehuild of anderszins het geduld van cliënt op de proef gesteld. Cliënt zelf was ook niet ongeduldig.
Tot slot weegt de rechtbank mee dat cliënt vanaf zijn aanhouding in 2014 tot heden steeds gedetailleerd en consequent heeft verklaard. Op belangrijke onderdelen wordt zijn verklaring ondersteund door getuigen.
Op basis van de omstandigheden van het gezin, de concrete omstandigheden waaronder het feit zou hebben moeten plaatsgevonden, de persoon van cliënt en het gedrag van cliënt achteraf, leiden tot het oordeel van de rechtbank dat zij niet overtuigd is van enig strafbaar handelen door cliënt.
Cliënt en diens echtgenote zijn opgelucht met de uitspraak. Het OM heeft veertien dagen de tijd om hoger beroep in te stellen.
De verdediging hoopt dat de officier van justitie afziet van hoger beroep. In dit kader is van belang dat de rechtbank in haar vonnis nog verwijst naar de spreekrechtverklaring van de echtgenote van cliënt “Zijn echtgenote is verdachte steeds blijven steunen en heeft, in haar ter terechtzitting als nabestaande van haar zoontje afgelegde slachtofferverklaring, aan de rechtbank duidelijk gemaakt nooit een spoor van twijfel te hebben ervaren over de onschuld van verdachte, haar man. Naast het verdriet over het verlies van haar zoontje, heeft zij duidelijk gemaakt dat het hen als gezin zeer zwaar is gevallen al vier jaar lang te leven in het vooruitzicht van de behandeling van deze strafzaak, die zij als bijzonder onterecht en pijnlijk ervaren.”
De verdediging hoopt dat door het afzien van hoger beroep verdere schade aan het gezin van cliënt kan worden voorkomen.