In een redactioneel artikel onder de titel 'Quality is everyone's responsibility' in het vaktijdschrift Nieuwsbrief Strafrecht roept Jan Boksem de minister voor rechtsbescherming op om voorwaarden te formuleren waaronder de kwaliteit van de rechtsbijstand door advocaten wordt gegarandeerd. Hij baseert zich hierbij op eisen die in een richtlijn van de Europese Unie zijn opgenomen. OP 15 januari a.s. spreekt hij hierover tijdens een zogeheten Europese expertmeeting voor juridische dienstverlening.
Klik hier voor het volledige artikel. Hieronder volgt een samenvatting.
“Op 25 mei 2019 dienen de EU-lidstaten de Richtlijn over de rechtsbijstand te hebben geïmplementeerd in hun nationale wetgeving. De EU-Richtlijn gaat – onder meer- over de kwaliteit van het toevoegingssysteem, maar ook over de kwaliteit van degenen die de rechtsbijstand verlenen. Die kwaliteit moet – ook wat betreft de financiering – voldoende zijn. “
Uit de EU-Richtlijn volgt dat de financiering van de rechtsbijstand een belangrijk aspect is. “Uit de Toelichting op de EU-Richtlijn mag worden afgeleid dat de rechtsbijstand (ten minste) kostendekkend zal moeten zijn.
De EU-Richtlijn heeft als doel ervoor te zorgen dat het recht op toegang tot een advocaat (…) daadwerkelijk kan worden uitgeoefend door het beschikbaar stellen van gefinancierde rechtsbijstand aan verdachten die daarvoor in aanmerking zouden moeten komen. Het stelsel van gefinancierde rechtsbijstand zal daarvoor aan bepaalde (minimale) eisen moeten voldoen, maar ook degene die de rechtsbijstand verleent zal een bepaalde kwaliteit moeten (kunnen) bieden. De kwaliteit van de rechtsbijstand dient in beide opzichten gewaarborgd te zijn.
Nu is het natuurlijk vrij eenvoudig om te zeggen: ‘Geef die advocaten maar meer geld, dan komt het wel goed’. Het is echter de vraag óf het dan wel goed komt. Er zal geld bij moeten, maar met een hogere vergoeding alleen zijn we er nog niet. Een adequate vergoeding is wel een voorwaarde, maar nog geen garantie voor een kwalitatief goede rechtsbijstandverlening aan verdachten in strafzaken. Er is (veel) meer nodig.
Het verlenen van rechtsbijstand aan verdachten in strafzaken is al lang niet meer iets wat een advocaat er maar zo even bij doet. Het is een specialisme geworden. Er wordt door de Hoge Raad – het hoogste rechtscollege in ons land - steeds meer verlangd van de raadsman. (…) Er worden steeds meer verantwoordelijkheden bij de raadsman neergelegd. Wanneer de raadsman tekortschiet door bepaalde verzoeken niet te doen, verweren niet te voeren, passief te blijven, of verzoeken, verweren of standpunten gebrekkig te motiveren, etc., zijn de (nadelige) consequenties daarvan (in de eerste plaats) voor zijn cliënt. Ook anderszins kan de raadsman tekort schieten, door bijvoorbeeld zijn cliënt onvoldoende te informeren of verkeerd te adviseren.
De kwaliteit van de rechtsbijstandverlening is in de eerste plaats natuurlijk de verantwoordelijkheid van de individuele raadsman. Hij zal moeten proberen geen steken te laten vallen en zal er voor moeten zorgen dat zijn kennis en vaardigheden toereikend en up-to-date zijn.”
Eind 2018 sprak Jan Boksem in Brussel tijdens de Experts’ Meeting “Legal Aid” op uitnodiging van de Europese Commissie. Er werd gesproken over onder andere het waarborgen en het zo nodig verbeteren van de kwaliteit van de rechtsbijstand. “Tijdens de Meeting was het algemene gevoelen dat de verantwoordelijkheid voor de kwaliteit van de rechtsbijstandverlening niet alleen op de schouders van de individuele raadsman moet rusten. De lidstaten moeten de voorwaarden scheppen waarbinnen de raadsman optimaal kan functioneren. In dat verband werd onder andere gesproken over scholing, permanente educatie en specialisatie van (strafrecht-)advocaten in de gefinancierde rechtsbijstand.”
Op 15 januari a.s. vindt een nieuwe expertmeeting plaats in Utrecht. Daarbij zullen ook instrumenten voor kwaliteitsbevordering worden besproken.
“De in de EU-richtlijn opgenomen kwaliteitsgarantie impliceert dat de overheid de voorwaarden moet creëren waardoor de kwaliteit van de rechtsbijstand kan worden gegarandeerd. Dit betekent – heel simpel – dat er geïnvesteerd zal moeten worden. Kwaliteit van de rechtsbijstand is niet onbetaalbaar, maar kost wel geld.
De overheid is verantwoordelijk voor de gefinancierde rechtsbijstand. De advocaten die daaraan deelnemen, zullen ten minste in staat moeten worden gesteld hun kennis en vaardigheden te ontwikkelen en bij te houden. Zolang de vergoeding die zij in toevoegingszaken ontvangen niet eens kostendekkend is, kan in redelijkheid niet van advocaten worden verlangd dat zij in alle opzichten hun vakbekwaamheid op peil houden of verbeteren. Bij een kostendekkende vergoeding hoort ook dat de raadsman financieel in de gelegenheid wordt gesteld om cursussen te volgen, zich (zo nodig en desgewenst) te specialiseren, en om toegang te hebben tot (de noodzakelijke) (juridische) bronnen (vakliteratuur, tijdschriften, etc.).
De overheid kan daarnaast bijdragen aan waarborging van de kwaliteit van de rechtsbijstandverlening door geld beschikbaar te stellen voor de ontwikkeling van praktijkhandboeken en checklists voor advocaten (‘Best Practices’) en voor het opzetten van een Peer Review System (naar Schots voorbeeld).
Sinds 2017 hebben wij in Nederland een minister voor Rechtsbescherming. Deze minister kan met de implementatie van de EU-richtlijn laten zien dat hij zijn opdracht serieus neemt. Het feit dat hij een minister zonder portefeuille is, wil immers niet zeggen dat hij geen geld mag uitgeven aan (verbetering van) de kwaliteit van de rechtsbijstandverlening aan verdachten in strafzaken. Het waarborgen van die kwaliteit is een gedeelde verantwoordelijkheid van enerzijds de advocatuur (in het bijzonder de individuele rechtsbijstandverlener) en anderzijds de overheid (in de persoon van de minister van Rechtsbescherming).
Excellentie, de strafrechtadvocatuur rekent op u.”