De verdediging heeft hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank in Rotterdam in de zogeheten Rotterdamse prostitutiemoorden. Op 18 oktober jl. veroordeelde de rechtbank de 59-jarige Albert B. tot een gevangenisstraf van achttien jaren. De rechtbank acht bewezen dat onze cliënt zich schuldig heeft gemaakt aan (gekwalificeerde) doodslag op twee prostituees in 1990 en 1991. Beide vrouwen werden destijds gedeeltelijk ontkleed aangetroffen en waren met messteken om het leven gebracht. De vrouwen leefden een zwervend bestaan, waren verslaafd aan drugs. Het OM had twintig jaren cel geëist.
Cliënt heeft altijd ontkend. Het bewijs is mager en is grotendeels gebaseerd op dna van cliënt. Er is sperma aangetroffen op/in/aan de lichamen van de vrouwen. Het aangetroffen DNA bewijst echter niet dat er seksuele handelingen tegen de wil van de vrouwen zijn verricht en al helemaal niet dat cliënt deze vrouwen vervolgens om het leven heeft gebracht. Het aangetroffen moordwapen bevat geen DNA-sporen van onze cliënt en er zijn ook geen relevante getuigenverklaringen. Verder is bij beide vrouwen ook een DNA-spoor van een onbekende derde aangetroffen. Het dossier roept teveel vragen op.
Het hoger beroep wordt behandeld door het gerechtshof in Den Haag. Er is nog geen datum voor een inhoudelijke behandeling vastgesteld.