Volgens de rechtbank in Leeuwarden heeft de 54-jarige eigenaar en schipper van het zeilschip Amicitia geen schuld aan het ongeval op 21 augustus 2016. De rechtbank sprak onze cliënt vandaag vrij van dood door schuld. Op de dag van het ongeval brak in de haven van Harlingen de voorste mast van de klipper. De mast kwam terecht op een drietal opvarenden. Alle drie personen kwamen daarbij om het leven. De slachtoffers maakten deel uit van een gezelschap uit Duitsland dat die week een vaartocht had gemaakt op het Wad. Het OM had een werkstraf van 200 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden geëist.
Uit onderzoek is gebleken dat de mastbreuk is ontstaan door een zwakke plek achter de metalen gaffelplaat. Als gevolg van inwatering via een windscheur in de mast gedurende enkele jaren was een vochtige plek ontstaan die niet kon drogen. Vanuit de kern van de mast breidde de houtrot zich naar buiten uit. Op die plek is de mast gebroken. De houtrot was van buitenaf niet zichtbaar.
Raadsman Tjalling van der Goot had ter zitting vrijspraak bepleit. De bewuste mast was in 2012 door een keuringsinstantie gekeurd. Op het certificaat van goedkeuring was vermeld dat de geldigheid geldig was tot en met 2018. Geheel onverplicht liet cliënt de mast in 2014 nogmaals keuren. Ook bij die keuring werden geen onregelmatigheden door de keurmeester geconstateerd. Tijdens de keuring is door de deskundige de metalen gaffelplaat niet verwijderd. Cliënt mocht – gelet op de deskundigenkeuringen - van de deugdelijkheid van de mast uitgaan. Cliënt was niet op de hoogte van het feit dat bij door medewerkers verrichte onderhoudswerkzaamheden aan de mast in 2015 de gaffelplaat was verwijderd. Duidelijk is dat het verwijderen van de gaffelplaat en de mogelijke bezorgdheid omtrent de staat van het hout niet met cliënt is gedeeld.
De rechtbank stelt vast dat verdachte wel het verwijt valt te maken dat hij zich onvoldoende heeft laten informeren over de staat van onderhoud van de mast en onvoldoende toezicht heeft gehouden op de verrichte werkzaamheden. Voorts heeft hij reparaties niet gemeld bij de keuringsinstantie. De rechtbank is echter van oordeel dat deze vaststelling op zichzelf onvoldoende is om verdachte te kunnen veroordelen voor dood door schuld. Ook als verdachte zich meer had laten informeren over de staat van onderhoud van de mast, hij meer toezicht had gehouden op de verrichte werkzaamheden en de reparaties had gemeld, had dit waarschijnlijk niet gemaakt dat de aantasting van het hout achter de gaffelplaat tijdig was onderkend. De rechtbank spreekt verdachte daarom vrij.
Het openbaar ministerie heeft twee weken de tijd om zo nodig hoger beroep in te stellen. Het is niet bekend of het OM van deze mogelijkheid gebruik maakt.
Cliënt beseft dat - ondanks de vrijspraak - blijheid niet passend is bij deze zaak met dramatische en fatale gevolgen. Hij is tevreden met het feit dat de rechtbank oordeelt dat hem geen aanmerkelijk verwijt kan worden getroffen. Cliënt hoopt dat in het belang van alle betrokkenen een streep kan worden gezet onder de strafzaak. en dat geen hoger beroep wordt ingesteld.