Volgens raadsman Tjalling van der Goot heeft de 54-jarige schipper van het zeilschip Amicitia geen schuld aan het ongeval op 21 augustus 2016. Op die dag brak in de haven van Harlingen de voorste mast van de klipper. De mast kwam terecht op een drietal opvarenden. Alle drie personen kwamen daarbij om het leven. De slachtoffers maakten deel uit van een gezelschap uit Duitsland dat die week een vaartocht had gemaakt op het Wad. Het OM verwijt cliënt dood door schuld. Ter zitting van de rechtbank in Leeuwarden op 16 november jl. eiste het een werkstraf van 200 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden.
Uit onderzoek is gebleken dat de mastbreuk is ontstaan door een zwakke plek achter de metalen gaffelplaat. Als gevolg van inwatering via een windscheur in de mast gedurende enkele jaren was een vochtige plek ontstaan die niet kon drogen. Vanuit de kern van de mast breidde de houtrot zich naar buiten uit. Op die plek is de mast gebroken. De houtrot was aan de buitenkant niet zichtbaar.
Volgens de verdediging kan cliënt geen aanmerkelijke schuld worden verweten. De bewuste mast was in 2012 door een keuringsinstantie gekeurd. Op het certificaat van goedkeuring was vermeld dat de geldigheid geldig was tot en met 2018. Geheel onverplicht liet cliënt de mast in 2014 nogmaals keuren. Ook bij die keuring werden geen onregelmatigheden door de keurmeester geconstateerd. Tijdens de keuring is door de deskundige de metalen gaffelplaat niet verwijderd. Cliënt mocht – gelet op de deskundigenkeuringen - van de deugdelijkheid van de mast uitgaan.
Tijdens werkzaamheden in 2015 is door twee onderhoudsmedewerkers in opdracht van cliënt onderhoud verricht aan de mast. Daarbij is de metalen gaffelplaat verwijderd. Cliënt was hiervan niet op de hoogte. Hem is ook nadien niet meegedeeld dat de plaats is verwijderd. Door een van de onderhoudsmedewerkers is niet bijzonders in het hout achter de plaat aangetroffen. De andere stelde ter terechtzitting als getuige destijds wel vocht en schimmel te hebben gezien. Hij heeft toen het hout rondom het vocht weggefreesd en het hout weer hersteld. Hij heeft zijn bevindingen niet aan cliënt meegedeeld. Het is overigens niet vastgesteld dat deze door de onderhoudsmedewerker gesignaleerde plek een directe relatie met het ongeval heeft.
De verdediging uitte kritiek op het rapport van de Onderzoeksraad voor Veiligheid. De Onderzoeksraad is uitgegaan van onjuiste feiten. Zo is onder meer ‘vastgesteld’ dat aan cliënt is gemeld dat achter de gaffelplaat een zwakke plek zat. Uit onderzoek is echter gebleken dat cliënt niet van deze zwakke plek op die locatie op de hoogte is gesteld. Ook stelt de Raad vast dat de laatste mastkeuring in 2012 plaatsvond, terwijl uit onderzoek is gebleken dat cliënt ook in 2014 de mast heeft laten keuren.
Cliënt was dus onwetend van eventuele aandachtspunten die een risico voor de veiligheid konden vormen. Wat hij niet wist, kon hij ook niet vermijden. De verdediging bepleitte vrijspraak.
De rechtbank doet uitspraak op vrijdag 30 november a.s. om 13.00 uur.