Tjalling van der Goot is door vakgenoten gekozen tot Parel van de Balie als hét voorbeeld voor de advocatuur. Het Advocatenblad had om die reden een interview met hem. ‘Ik loop te vaak aan tegen collega’s die het niet zo nauw nemen met de gedragsregels.’
Klik hier voor het volledige artikel.
Van der Goot spreekt over zijn liefde voor de zeilsport en over de noodzaak om te kunnen relativeren. Ook verzet hij zich tegen de collega’s die het niet zo nauw nemen met de gedragsregels. ‘Het is in strijd met de waardigheid van de advocaat en de NOvA moet scherper toezien op dit soort excessen. Wij volgen de koninklijke route en wachten tot hij of zij belt.’
Het roeien tegen de stroom in, maakt het vak volgens Van der Goot zo boeiend. ‘Anders lopen ze over jouw cliënt heen. Wat je als strafrechtadvocaat in dit soort zaken zegt, wordt niet met open armen ontvangen. Dat maakt je strijdbaar. Het vak van strafrechtadvocaat is een onbegrepen beroep. Het groter publiek kan zich vaak geen voorstelling maken van wat ons werk inhoudt en hoe essentieel wij zijn in de rechtsstaat. Dat maakt het intrigerend. De taak van de strafrechtadvocaat is niet alleen het bedienen van de cliënt. Wij strafrechtadvocaten moeten ook iets doen aan het imago van de advocaat en aan het kweken van begrip voor het vak.’
Van der Goot is geen fan van de huidige minister voor Rechtsbescherming. “‘De kleine man wordt inderdaad de dupe. Het laatste plan van minister Dekker waarin hij rechtsgebieden uitsluit, is helemaal het summum. Hij gooit het rapport van de commissie-Van der Meer, die zegt dat er juist extra geld moet naar de rechtsbijstand, in de prullenbak. De man of vrouw die het niet kan betalen, heeft straks geen mogelijkheid meer om een goede gespecialiseerde advocaat te krijgen. Dan is het woord “zorg” nog een eufemisme. Dan heb je echt een groot probleem. Het is een kwalijke ontwikkeling, nota bene door een minister die het recht moet beschermen. Ik heb er persoonlijk moeite mee dat degene die daarvoor verantwoordelijk is geen rechten heeft gestudeerd. Dat hoeft niet meteen te betekenen dat hij geen verstand van zaken heeft, maar de plannen die hij lanceert, geven op zijn minst geen blijk van het oogmerk om het recht te beschermen. Integendeel. Dan vraag ik mij af of de man op de goede plek zit.’
Over het spreekrecht is de raadsman helder: “Dat slachtoffers mogen spreken is niet verkeerd, maar het gaat te ver. Ik heb grote moeite met het feit dat het spreekrecht zich niet meer alleen beperkt tot de gevolgen die het strafbare feit heeft gehad voor de aangever. Ze bemoeien zich met de strafmaat, het bewijs en schelden soms zelfs tegen een verdachte. Dat vind ik geen verrijking van het strafproces.”