Op dit moment staat de Arnhemse villamoord weer volop in de belangstelling. Deze roofmoord uit 1998 is mogelijk de grootste gerechtelijke dwaling uit de Nederlandse rechtsgeschiedenis: negen mannen zouden ten onrechte zijn veroordeeld tot langdurige gevangenisstraffen. Tot die conclusie komt de Acas, de Adviescommissie Afgesloten Strafzaken die de Hoge Raad adviseert.
Kantoorgenoot Jan Boksem besteedde al eerder aandacht aan deze kwestie. Hij schreef samen met Han Israëls een kritisch artikel in een boek dat eind 2015 werd aangeboden ten tijde van het afscheid van advocaat mr. Taru Spronken, thans advocaat-generaal bij de Hoge Raad. Het stuk is geschreven onder de kop ‘Waarom opnames van verdachtenverhoren altijd bij de processtukken zouden moeten horen: over de Arnhemse villamoord’.
In het artikel stellen de auteurs al dat in de zaak van de Arnhemse villamoord grote vraagtekens kunnen worden geplaatst bij het bewijs. Een van die vraagtekens betreft de totstandkoming en de betrouwbaarheid van de op schrift gestelde verklaringen van een van de verdachten in deze zaak. De schrijvers concluderen dit nadat zij hadden kennis genomen van de opnames die van de verhoren waren gemaakt.