Het gerechtshof in Leeuwarden heeft vandaag een bedrijf en diens directeur uit Abbega veroordeeld wegens overtreding van de Arbeidsomstandighedenwet. Volgens het hof is door het bedrijf onvoldoende rekening gehouden met de mogelijkheid dat in een mestsilo een mogelijk levensbedreigende situatie kon ontstaan. Tijdens reinigingswerkzaamheden in een vrijwel lege silo in 2013 in Makkinga zijn drie mannen overleden en is een zwaargewond geraakt. Uit onderzoek is naar voren gekomen dat er een verhoogde concentratie zwavelwaterstof aanwezig was. Aan de directeur is een werkstraf van 240 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van één jaar opgelegd; de bv moet een geldboete van € 100.000,- voldoen.
Uit onderzoek is gebleken dat door de eigenaar van de silo – in ieder geval in 2012 en 2013 – vrachten met spuiwater aan de rundveemest in de silo zijn bijgevoegd. De mest is niet gemixt waardoor geen homogene substantie ontstond. Het spuiwater is daardoor onder de korst (koek) bovenop de mest blijven hangen. Het bijmengen van spuiwater is in strijd met de wet. Spuiwater is een stikstofhoudende afvalstof van luchtwassers die – vooral in varkensstallen in het zuiden van het land – ammoniak uit de lucht ‘vangen’. Door het toevoegen van spuiwater aan rundveemest kan worden bespaard op de aanschaf van stikstofhoudende kunstmest. De eigenaar van de silo heeft voorafgaande aan de werkzaamheden aan cliënt niet meegedeeld dat spuiwater aan de silo was toegevoegd. In hoger beroep is de vraag aan de orde gesteld of het ongeval ook zonder het toevoegen van spuiwater zou kunnen ontstaan.
Opmerkelijk in dit verband is het feit dat het hof – met de verdediging – geen acht slaat op verklaringen van ter zitting (onder ede) gehoorde en eerder als deskundige gerapporteerd hebbende personen. Deze deskundigen kwamen ter zitting eensluidend tot de conclusie dat ook zonder spuiwater potentieel gevaarlijke gassen in een zuiglege silo kunnen ontstaan. Ter zitting bleek echter dat deze deskundigen die stelling slechts konden onderbouwen onder verwijzing naar een onderzoek uit 1993 en het feit dat in de afgelopen jaren ook in silo’s met een kleine laag mest dodelijke ongevallen hadden plaatsgevonden. De deskundigen verklaarden echter daarna – desgevraagd – dat in het onderzoek uit 1993 niet is gekeken naar zuiglege silo’s maar alleen naar gevulde silo’s en dat er geen onderzoek of analyse van lucht of mest heeft plaatsgevonden na de ongevallen waaraan werd gerefereerd. Raadsman Tjalling van der Goot wees er op dat daarmee de pijlers onder de stelling dat het ongeval ook zonder spuiwater had plaatsgevonden waren weggeslagen en dat deze stelling dus niet als vaststaand kan worden aangenomen.
Het hof verwijst echter naar een rapport waarnaar in enkele deskundigenrapporten is verwezen. Volgens onderzoek uit 1988 zou gebleken zijn dat bij met mixen van mest in mestkelders potentieel dodelijke gassen kunnen vrijkomen. Volgens het hof had cliënt hiervan op de hoogte moeten zijn en was de bedrijfsvoetring onvoldoende ingericht om deze gevaren te voorkomen. In de visie van de verdediging daarentegen miskent het hof hiermee dat reinigingswerk in een zuiglege silo op geen enkele wijze kan worden vergeleken met het mixen van rundveemest waarover het onderzoek uit 1988 klaarblijkelijk gaat. Mixen gebeurt in een gevulde silo; reinigen in een vrijwel lege silo. Cliënt is op de hoogte van bij mixwerkzaamheden gevaarlijke gassen kunnen vrijkomen. Werknemers gaan bij mixwerkzaamheden om niet de silo in. Bij reiniging van zuiglege silo’s is volgens cliënt geen sprake van gevaarlijke concentraties gassen.
De verdediging heeft de mogelijkheid om beroep in cassatie in te stellen in beraad. De termijn om cassatie in te stellen bedraagt veertien dagen.