Op 6 juni jl. werd het hoger beroep behandeld door het Gerechtshof in Leeuwarden in het mestsilodrama in Makkinga. Op 19 juni 2013 zijn tijdens reinigingswerkzaamheden in een mestsilo in Makkinga door werknemers van het bedrijf drie mannen overleden en is een vierde zwaargewond geraakt. De rechtbank in Zwolle achtte vorig jaar bewezen dat de onderneming en de directeur de Arbeidsomstandighedenwet hebben overtreden waardoor een levensgevaarlijke situatie kon ontstaan. Volgens de verdediging kon het verdachte bedrijf en diens directeur tijdens reinigingswerkzaamheden niet voorzien dat in de vrijwel lege silo (zuigleeg) dodelijke gassen zouden vrijkomen. Het openbaar ministerie betoogde dat werk in een dergelijke silo per definitie gevaarlijk is. Het eiste een werkstraf van 240 uur en een voorwaardelijke gevangenisstraf van twaalf maanden voor de directeur en een geldboete van € 100.000 voor de bv.
Uit onderzoek is naar voren gekomen dat door de eigenaar van de silo – in ieder geval in 2012 en 2013 – vrachten met spuiwater aan de rundveemest in de silo zijn bijgevoegd. De mest is niet gemixt waardoor geen homogene substantie ontstond. Het spuiwater is daardoor onder de korst (koek) bovenop de mest blijven hangen. Het bijmengen van spuiwater is in strijd met de wet. Spuiwater is een stikstofhoudende afvalstof van luchtwassers die – vooral in varkensstallen in het zuiden van het land – ammoniak uit de lucht ‘vangen’. Door het toevoegen van spuiwater aan rundveemest kan worden bespaard op de aanschaf van stikstofhoudende kunstmest. De eigenaar van de silo heeft voorafgaande aan de werkzaamheden niet meegedeeld dat spuiwater aan de silo was toegevoegd.
Cliënt heeft gesteld niet te hebben geweten dat er een gevaarlijke situatie in de silo kon ontstaan. De persoonlijke beschermingsmiddelen waren niet berekend op een in de silo (acuut) aanwezige dodelijke concentratie waterstofsulfide (H2S). Cliënt heeft in zijn - ten tijde van het feit - 25 jarenlange ervaring met schoonmaakklussen in zuiglege silo’s nooit eerder meegemaakt dat sprake was van een gevaarlijke concentratie gassen. Reinigingswerk in zuiglege silo’s (met nog een bodem mest) wijkt af van het mixwerk in gevulde silo’s. In dat laatste geval wordt een korst boven op de mestlaag doorbroken en gemengd met de daaronder liggende mestsubstantie. Mixen gebeurt alleen in gevulde silo’s. Cliënt is op de hoogte van bij mixwerkzaamheden gevaarlijke gassen kunnen vrijkomen. Werknemers gaan bij mixwerkzaamheden om niet de silo in. Bij reiniging van zuiglege silo’s is volgens cliënt geen sprake van gevaarlijke concentraties gassen.
Ter zitting is een viertal deskundigen gehoord. Een door de verdediging ingeschakelde deskundige had recent gerapporteerd dat in zijn visie – kortweg - het ongeval zeer waarschijnlijk is ontstaan door toevoeging van spuiwater. Deskundigen die reeds in eerste aanleg hadden gerapporteerd stelden dat het ongeval ook zou zijn gebeurd indien geen spuiwater was toegevoegd. Ter zitting bleek echter dat deze deskundigen die stelling slechts konden onderbouwen onder verwijzing naar een onderzoek uit 1993 en het feit dat in de afgelopen jaren ook in silo’s met een kleine laag mest dodelijke ongevallen hadden plaatsgevonden. De deskundigen verklaarden echter daarna – desgevraagd – dat in het onderzoek uit 1993 niet is gekeken naar zuiglege silo’s maar alleen naar gevulde silo’s en dat er geen onderzoek of analyse van lucht of mest heeft plaatsgevonden na de ongevallen waaraan werd gerefereerd. Raadsman Tjalling van der Goot wees er op dat daarmee de pijlers onder de stelling dat het ongeval ook zonder spuiwater had plaatsgevonden waren weggeslagen en dat deze stelling dus niet als vaststaand kan worden aangenomen. De verdediging bepleitte om die reden vrijspraak omdat niet konden worden voorzien dat in een zuiglege silo’s levensgevaar moest worden verwacht.
Het gerechtshof doet uitspraak op woensdag 20 juni om 13.30 uur.