Alex O. is ook door het gerechtshof in Leeuwarden in hoger beroep veroordeeld wegens pogingen tot afpersing van Jumbo Supermarkten. In zijn uitspraak van 20 april jl. acht het hof cliënt verantwoordelijk voor het in 2015 leggen van explosieven bij een tweetal vestigingen van supermarktketen Jumbo in Groningen, het sturen van een verjaardagskaart met explosieven naar Jumbo in Zwolle en het verzenden van dreigmails waarin Jumbo onder dreiging van meer bommen werd gedwongen tot het afgeven van 2000 bitcoins. Het hof legde aan cliënt een hogere straf op dan de acht jaren die waren geëist. Cliënt is veroordeeld tot tien jaren gevangenisstraf. Eerder legde de rechtbank acht jaren gevangenisstraf op.
De uitspraak is uitermate teleurstellend. Onze cliënt heeft altijd stellig en consequent ontkend. Direct bewijs is niet voorhanden. Er zijn enkele aanwijzingen (zoals het aantreffen in de keuken van cliënt van grondstoffen van TATP die ook bij de gebruikte explosieven zijn gebruikt, de aanwezigheid van dna van cliënt op een driegrief die naar Jumbo en de aanschaf van kookwekkers door cliënt die soortgelijk zijn aan de wekkers die bij de explosieven zijn gebruikt). Deze aanwijzingen zijn echter in de visie van de verdediging onvoldoende voor het bewijs. Het hof overweegt dat de bewijsmiddelen “gezamenlijk het redengevend bewijs” vormen. Dat is volgens de verdediging een zwakke onderbouwing van de stelling van het hof dat er geen twijfel is dat cliënt de dader is.
Daarnaast legt het hof ten onrechte een aantal malen de bal bij cliënt. Zo is er een haar aangetroffen op de onderkant van een deksel van een emmer die gebruikt is bij het plaatsen van een explosief bij de supermarkt aan de Wilhelminakade in Groningen. Dat deksel heeft uren in weer en wind op straat gelegen. Bovendien is het deksel door diverse politieambtenaren aangeraakt. Los van het feit dat de verdediging heeft betoogd dat geen bewijswaarde aan het aantreffen van een haar kan worden topgekend omdat het een zogeheten mitochondriaal dna van cliënt betrof (overerfbaar via de vrouwelijke lijn; er zijn meerdere mensen met hetzelfde mtDNA), oordeelt het hof: “Een aannemelijke verklaring voor het aantreffen van die haar heeft verdachte niet gegeven.”
Ook ten aanzien van het dna op de brief/onder de postzegel overweegt het hof: “Een redelijke of aannemelijk geworden verklaring voor het gegeven dat het DNA van verdachte al dan niet via secundaire overdracht op beide locaties terecht zou kunnen zijn gekomen is niet gegeven door verdachte.”
Met dergelijke overwegingen lijkt het hof de bewijslast om te keren. Indien een verdachte immers buiten zijn schuld en medeweten dna achterlaat op een plek, of indien derden gebruik maken van zijn dna en dit elders achterlaten, is het voor een verdachte schier onmogelijk aannemelijk te maken op welke wijze het dna op die plek terecht is gekomen. Met overwegingen zoals in de zaak van Alex O. vergroot het risico op onterechte veroordelingen.
De verdediging heeft veertien dagen de tijd om beroep in cassatie in te stellen. In cassatie kan niet geklaagd worden over het vaststellen van de feiten of over de strafmaat, wel over de motivering van beslissingen door het hof.