Eén dag gevangenisstraf en een taakstraf van 210 uren is niet in strijd met het in de wet neergelegde taakstrafverbod. Dat stelt de advocaat-generaal bij de Hoge Raad in zijn conclusie in cassatie in de Valkenburgse zedenzaak. Een conclusie van de procureur-generaal is een advies aan de Hoge Raad.
In de wet is in artikel 22b van het Wetboek van Strafrecht opgenomen dat – kortweg – in ernstige gewelds- en zedenzaken geen taakstraf mogelijk is tenzij deze in combinatie met een onvoorwaardelijke gevangenisstraf wordt opgelegd. Het hof achtte bewezen dat onze cliënt zich schuldig had gemaakt aan “ontucht plegen met iemand die zich beschikbaar stelt tot het verrichten van seksuele handelingen met een derde tegen betaling en die de leeftijd van zestien jaren maar nog niet de leeftijd van achttien jaren heeft bereikt”. Het hof sloeg acht op het taakstrafverbod en legde naast een werkstraf van 201 uren één dag gevangenisstraf op. Het OM stelde tegen de uitspraak van het hof cassatie in omdat de bedoeling van de wetgever zou zijn dat in combinatie met een taakstraf een substantiële gevangenisstraf moet worden opgelegd. Jan Boksem staat de verdachte in deze zaak in de cassatieprocedure bij en heeft het cassatieberoep tegengesproken. Volgens Boksem is het opleggen van een minimale taakstraf van één dag niet strijdig met de bedoeling van de wetgever. Een rechter moet maatwerk leveren en moet niet worden beperkt in de mogelijkheid om in zijn vonnis slechts een geringe duur van vrijheidsbeneming uit te spreken.
De procureur-generaal verwijst in zijn conclusie naar de totstandkoming van het taakstrafverbod. Hij is van mening dat het opleggen van één (of enkele) dag(en) gevangenisstraf in combinatie met een taakstraf geen met de wet strijdige ‘omzeiling’ is van het wettelijke taakstrafverbod. Aan de feitenrechter komt een grote vrijheid toe bij de strafoplegging. Het taakstrafverbod mag niet zo worden geïnterpreteerd dat de rechter altijd of in de regel een substantiële onvoorwaardelijke gevangenisstraf moet opleggen in de gevallen waarop de wet ziet. In de visie van de advocaat-generaal moet het cassatieberoep dan ook worden verworpen.
Het is nog niet bekend wanneer de Hoge Raad uitspraak doet.