De minister benoemt specifiek de growshop die goederen levert voor het telen van hennep. Daarnaast doelt hij op bedrijven die op minder zichtbare wijze de illegale hennepteelt bevorderen, zoals transport- en distributiebedrijven, verhuurders van loodsen en schuren en bijvoorbeeld elektriciens die illegale elektrische installaties aanleggen.
Ik sta in de praktijk veel mensen bij die worden verdacht van betrokkenheid bij het telen of verhandelen van hennep. Soms gaat het om een kleine thuiskweker, soms betreft het grootschalige teelt.
Het voorstel van Opstelten is in mijn ogen overbodig.
In de eerste plaats is een electriciën die willens en wetens meehelpt bij het opzetten van een hennepkwekerij ook onder de huidige wetgeving strafbaar. Hem kan medeplichtigheid bij of – indien sprake is van een nauwe samenwerking met de daadwerkelijke kweker(s) zelfs – medeplegen van de teelt van cannabis worden verweten. Dit geldt ook voor de transporteur die bewust hennepplanten vervoerd. Ook de verhuurder die wetenschap heeft van een kwekerij in de verhuurde loods maakt zich volgens huidig recht schuldig aan een strafbaar feit. Daar is geen wetswijziging voor nodig. Welk doel beoogt het voorstel van wet van Opstelten dan?
Daar komt bij dat de growshop spullen levert die volstrekt legaal zijn. Denk aan lampen, waterreservoirs, ventilatoren, stekbakken enzovoort. Dergelijke zaken kunnen ook via internet of bij een willekeurige tuinspeciaalzaak worden gekocht. Het wordt – met ander woorden – de potentiële kweker niet moeilijker gemaakt indien growshops de spullen niet meer kunnen leveren. Er is geen sprake van een afschrikwekkend effect.
Indien de eigenaar van de growshop spullen verkoopt, wetende dat deze worden gebruikt voor het opzetten van een hennepkwekerij, ligt het wellicht anders. In zo’n geval werkt de verkoper willens en wetens mee aan de teelt. Hij is dan echter ook op basis van het hedendaagse recht reeds medeplichtig aan een strafbaar feit. Ook voor dit geval is geen wetswijziging nodig. Overigens, los van het feit dat dergelijke kennis bij de verkoper in de growshop niet of nauwelijks te bewijzen is, zal een koper van spullen het doel van de aanschaf niet snel kenbaar maken. De kweker werkt dan immers mee aan het bekend worden van zijn identiteit als pleger van een strafbaar feit. De animo om de verkoper in de growshop op de hoogte te stellen van het feit dat de gekochte spullen bedoeld zijn voor de teelt van cannabis, zal eerder dalen dan stijgen indien de koper na invoering van het voorstel van Opstelten weet dat hij daardoor de verkoper strafbaar maakt. Strafbaarstelling van de growshop werkt dan zelfs contraproductief.
De tekst van het wetsvoorstel is nog niet bekend gemaakt. Op basis van de huidige informatie lijkt het voorstel meer voort te spruiten uit verkiezingsretoriek dan uit doorwrocht juridisch denken.
Mr. Tjalling van der Goot