In een recente noot onder een in het vaktijdschrift Nieuwsbrief Strafrecht gepubliceerde uitspraak van de Hoge Raad heeft Jan Boksem geconcludeerd dat de lat voor de verdediging “duidelijk weer een stukje hoger (is) komen te liggen.” De Hoge Raad heeft in een uitspraak een overzicht gegeven van de voorwaarden en eisen waaronder verzoeken aan de rechter om getuigen te horen moeten worden beoordeeld. “Was het voorheen nog voldoende dat – bij toepassing van het verdedigingsbelang als beoordelingsmaatstaf – een getuigenverzoek summier werd onderbouwd door de verdediging, tegenwoordig zal de raadsman in voorkomende gevallen waarschijnlijk veel meer zijn best moeten doen om de rechter van de relevantie van zijn verzoek te overtuigen.”
“In de nieuwe rechtspraak van de Hoge Raad lijken de bakens enigszins te worden verzet. Voorheen lag de nadruk in de rechtspraak vooral op de formele toetsing op basis van het toepasselijke criterium (verdedigingsbelang of noodzakelijkheid). Bij de huidige stand van zaken lijkt de relevantie van het horen en daarmee de inhoud van het verhoor veel meer centraal te staan. (…) De verdediging wordt (thans veel meer dan voorheen) uitgedaagd om daarover iets te zeggen bij de onderbouwing van zijn verzoek, en de rechter zal daar dan vervolgens (inhoudelijk) op moeten reageren. Zo krijgt het ondervragingsrecht een duidelijke functie in het kader van het proces van materiële waarheidsvinding en wordt duidelijk gemaakt dat een eerlijk proces meer (en vooral ook iets anders) is dan een proces waarbinnen de verdachte (onbeperkt en/of naar eigen inzicht) gebruik kan maken van processuele bevoegdheden. Waar het in een eerlijk proces onder andere om gaat is dat er sprake moet kunnen zijn van een effectieve verdediging. Een effectieve verdediging is een verdediging die (bij voorkeur op een constructieve wijze) kan bijdragen aan de resultaten van het strafproces. In dat kader is het niet teveel gevraagd om van de verdediging te verlangen dat zij de relevantie van een getuigenverzoek motiveert, en dat de rechter – wanneer hij besluit het (gemotiveerde) verzoek van de verdediging af te wijzen – zijn beslissing vervolgens op een voor iedereen begrijpelijke wijze verantwoordt.”