De Hoge Raad zal op 19 december a.s. een oordeel vellen over de vraag of het opleggen van een levenslange gevangenisstraf strijdig is met het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). Het Europese recht vereist dat iedere veroordeelde rechtens en feitelijk uitzicht moet behouden op een herbeoordeling van zijn zaak en op reductie van zijn straf. Dat uitzicht moet reeds bestaan ten tijde van het opleggen van deze straf. De procureur-generaal bij de Hoge Raad kwam twee weken gelegen terug op zijn eerdere advies. Volgens de procureur-generaal is het inmiddels door staatssecretaris Dijkhoff ingestelde Adviescollege afdoende om te voldoen aan de eisen van het Europese recht. Dit college toetst na 25 jaren of er redenen zijn om de veroordeelde te laten terugkeren in de samenleving. Het college adviseert vervolgens de verantwoordelijk bewindspersoon, die hierover een beslissing neemt.
Raadsman Jan Boksem van Faig B. heeft gebruik gemaakt van de mogelijkheid om in de cassatieprocedure schriftelijk te reageren (een zogeheten ‘Borgersbrief') op het nieuwe standpunt van de procureur-generaal. Klik hier voor de volledige tekst van de brief.
Volgens Boksem is bij de huidige stand van zaken het opleggen (en de tenuitvoerlegging) van de levenslange gevangenisstraf in strijd met het recht zoals dat voortvloeit uit artikel 3 EVRM.
De staatssecretaris heeft weliswaar een Adviescollege ingesteld om na verloop van tijd de tenuitvoerlegging van de straf te toetsen maar hij heeft niet de intentie om af te wijken van het uitgangspunt dat levenslang in beginsel een leven lang is. Zijn voorstellen hebben enkel de bedoeling om door de introductie van een periodieke toetsing na 25 jaar (op een louter cosmetische wijze) te voldoen aan de eisen die op grond van artikel 3 EVRM aan de tenuitvoerlegging van de levenslange gevangenisstraf moeten worden gesteld. Het is uitdrukkelijk niet zijn bedoeling om levenslanggestraften daadwerkelijk een reëel uitzicht op invrijheidstelling te geven. De deur moet voor de tot levenslange gevangenisstraf veroordeelde op slot blijven. De bewindspersoon heeft dit publiekelijk meermalen bevestigd.
De kans dat de levenslanggestrafte daadwerkelijk een reëel perspectief op invrijheidstelling wordt geboden, is – gelet op de intentie waarmee de regeling is opgesteld – bijzonder klein. Het vrijlaten van een tot levenslange gevangenisstraf veroordeelde gedetineerde is bovendien een politiek gevoelige beslissing. Het is dan ook erg onverstandig die beslissing bij een politieke passant (de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie) neer te leggen.
De verdediging stelt zich op het standpunt dat de voorgestelde regeling geen wezenlijke verbetering brengt in de positie van de levenslanggestrafte.