De politierechter in Leeuwarden heeft op 5 september jl. een 60-jarige man uit Wijnaldum vrijgesproken van aanranding van een 40-jarige vrouw in een hottub. Deze hottub stond op 24 december 2015 voor een café in West-Terschelling. Twee vrouwen van veertig en vijftig jaren oud, die naast hem in de tobbe zaten, deden aangifte van aanranding. Volgens de vrouw van veertig pakte de verdachte onder water meermalen haar hand en legde die op zijn geslachtsdeel. De vrouw van vijftig vond aangifte bij nader inzien niet nodig. Ze had vooral haar vriendin willen steunen. Zij zou de hand van de man hebben afgeslagen toen die op haar knie lag. Die zaak werd geseponeerd.
De verdachte man ontkent enig strafbaar feit te hebben begaan. Wel erkent hij in de hottub te zijn gaan zitten. De zoon van onze cliënt was ook aanwezig. Deze heeft niets waargenomen.
Volgens advocaat Wim Anker was er geen sprake van wettig en overtuigend bewijs. ,,De conclusie moet vrijspraak zijn.’’ Hij verbaasde zich erover dat de vijftigjarige vrouw – ,,ze zat op 40 centimeter afstand’’ – alleen verklaart over wat haar zelf was overkomen en dat ze verder niets had gemerkt. Ze zou vooral van de sterrenhemel hebben genoten. Op de terugweg naar huis vertelde haar vriendin dat ze in de hottub de verdachte had afgetrokken. De man had op zijn beurt verklaard dat de vrouw tegen zijn geslachtsdeel aan gedreven was. Hij zou daar erg van geschrokken zijn.
De rechtbank stelt thans vast dat “aangeefster, getuige (…) en verdachte met z’n drieën in de hottub zaten en dat getuige (…) ondanks de beperkte ruimte en het feit dat zij dicht bij elkaar zaten niet heeft waargenomen dat verdachte ontuchtige handelingen jegens aangeefster heeft verricht. De rechtbank acht dit opmerkelijk nu het niet gaat om een enkele onverhoedse handeling, maar om een serie van handelingen. Ook het aan- en uittrekken van de onderbroek en de trillingen van het water waarvan aangeefster vermoedt dat die veroorzaakt werden doordat verdachte zich aan het aftrekken was, heeft getuige (…) niet opgemerkt. De rechtbank constateert verder dat de verklaringen van aangeefster en getuige (…) voor wat betreft de volgorde van de gebeurtenissen niet overeenkomen. (…) De rechtbank is gelet op het voorgaande van oordeel dat in de verklaring van getuige (…) onvoldoende ondersteuning kan worden gevonden voor de verklaring van aangeefster. De rechtbank is van oordeel dat ook de overige getuigenverklaringen en het proces-verbaal van bevindingen onvoldoende grondslag bieden om te komen tot de conclusie dat sprake is van wettig en overtuigend bewijs.”
Ter zitting vertelde onze cliënt veel last van de strafzaak te hebben. Op het eiland gonst het van de geruchten. “Ik hoor dagelijks nog verhalen waar ik me helemaal niet in herken. Ik ben gewoon leeuwenvoer.” Gelet hierop moge duidelijk zijn dat cliënt zeer tevreden is met de vrijspraak. Hij hoopt dat met deze uitspraak zijn naam wordt gezuiverd en dat de zaak hiermee kan worden afgesloten. De officier van justitie eiste ter zitting een werkstraf van zestig uren. Deze kan binnen veertien dagen na de uitspraak hoger beroep instellen. Het is nog niet bekend of het OM ook van die mogelijkheid gebruik maakt.