Wyb Feddema, de 64-jarige eigenaar van het pand aan de Kelders in Leeuwarden waarin in oktober 2013 Idsart Otte om het leven kwam door rookontwikkeling, voelt zich onheus bejegend door publicaties in de media. Feddema wordt daarin verweten een “beschuldigende vinger” te hebben gewezen naar de brandweer. In de Leeuwarder Courant van vandaag stelt de brandweer in reactie dat het ‘jammer is dat het op deze manier weer wordt opgerakeld”.
Volkomen ten onrechte wordt gesuggereerd dat cliënt de schuld voor het overlijden van Otte op de brandweer afschuift. In de Leeuwarder Courant van een dag eerder namelijk is een verslag van de terechtzitting gepubliceerd. Cliënt wordt daarin geciteerd: “Niet dat ik de aandacht van mij wil afleiden, maar dat zijn vragen waar ik mee zit.” Hieruit blijkt genoegzaam dat Feddema zich verantwoordelijk voelt, maar dat hij niet aansprakelijk is. In de publicatie van de verdediging op de avond na de zitting staat het aldus: “Bovendien blijkt uit onderzoek dat de brandweerlieden weliswaar uitermate zwaar en heldhaftig werk hebben verzet om het slachtoffer te redden, maar dat daarbij ook grote communicatiefouten zijn gemaakt waardoor de reddingsactie niet is gelopen zoals deze vooraf had moeten lopen.” En zo is het exact.
Bij pleidooi heeft raadsman Tjalling van der Goot de enorme inspanningen van de brandweer die dag geroemd. Hij voegde er echter aan toe: “Maar dat betekent niet dat er geen fouten gemaakt kunnen zijn.” En dat er fouten zijn gemaakt is uit onderzoek door de Brandweer Nederland en de Inspectie Veiligheid en Justitie gebleken. Volgens de onderzoekers zijn er diverse communicatiefouten gemaakt. Een pregnant voorbeeld hiervan is een bevel van de brandweercommandant om een brandweerploeg in het bewuste pand terug te roepen van een reddingsactie teneinde dit pand via een balkon van de buren te benaderen ondanks het feit dat de meldkamer op dat moment expliciet aangeeft dat het latere slachtoffer telefonisch doorgeeft alleen maar bereikbaar te zijn via zijn eigen pand. De reddingsactie via het balkon van de buren was op voorhand dus onmogelijk. Het is wrang te constateren dat deze conclusie door de Inspectie wordt getrokken in de wetenschap - achteraf - dat de brandweerploeg op het moment van het terugroepen vlakbij het slachtoffer was. De verzuchting van cliënt ter zitting dat het slachtoffer wellicht geholpen had kunnen worden, is geen beschuldiging naar de brandweer maar louter gebaseerd op deze feiten die in de onderzoeken naar voren zijn gekomen. Daaraan doet niet af dat het op zichzelf begrijpelijk is dat brandweerlieden ten aanzien van dit aspect mogelijk niet gelukkig zijn met de uitkomsten van de onderzoeken. Dit staat geheel los van de grote inspanningen die brandweerlieden hebben geleverd die avond.
De verdediging heeft ter zitting met diverse argumenten onderbouwd dat geen sprake is van aanmerkelijke nalatigheid in de brandveiligheid door cliënt. Er is gedurende de ruim 15 uren durende brand in het pand van Feddema (het geboortehuis van Mata Hari) geen brand- of vuurinslag geweest, wel is er rook- en waterschade ontstaan. Voor zover de rechtbank van oordeel zou kunnen zijn dat wel sprake is van nalatigheid is door de verdediging gewezen op tal van externe factoren die eveneens hebben bijgedragen aan het overlijden van het slachtoffer. Daarbij zijn ook de communicatiefouten bij de brandweer genoemd, net als de manco’s in de brandveiligheid in de naastgelegen panden en het feit dat de brand elders door toedoen van een derde is ontstaan. In zoverre moeten de conclusies in de onderzoeken van de brandweer en van de Inspectie worden beschouwd als een schakel in de keten van oorzaken die tot het overlijden hebben geleid. Door de verdediging is hieraan de conclusie verbonden dat het dan niet redelijk is het gevolg (het overlijden) om die reden aan de nalatigheid – mits bewezen – toe te rekenen.
Het is de taak en plicht van elke verdachte zich te verdedigen tegen aantijgingen van het openbaar ministerie. Het verwijzen naar conclusies van deskundige onderzoekers waarvan nota bene de rapportages in het dossier zitten, is daarbij niet meer dan logisch. Het is onjuist om cliënt Feddema aan te wrijven deze conclusies in de zittingszaal te hebben genoemd. Op geen enkele wijze heeft cliënt bedoeld de inzet en moed van de brandweerlieden te bekritiseren of de schuld aan het overlijden van het slachtoffer hiermee in de schoenen van de brandweer te willen schuiven.
De rechtbank doet uitspraak op 25 juli a.s. om 13.00 uur.